Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Ngoeni, groep Bantoenegervolken

betekenis & definitie

uit het zuidoostelijke deel van Zuid-Afrika. De Ngoeni zijn over een zeer groot deel van Zuid-Afrika verspreid.

Er zijn twee groepen te onderscheiden: de noordelijke: Zoeloe, -Swazi en VTonga, met als woongebied resp. Natal, Swazien Tongaland; de zuidelijke: Xhosa, Temboe en Pondo, woongebied resp. Transkei, Temboeland en Pondoland. De zuidelijke groep trok in de 16e-17e eeuw vanuit het noordoosten deze zeer dun bevolkte gebieden binnen. De noordelijke groep die zich pas in de 17e-18e eeuw vestigde in de huidige woongebieden, kreeg grote bekendheid door de Zoeloe, die onder hun vorst VTsjaka aan het begin van de 19e eeuw een militaire terreur ontplooiden waarvan behalve de omwonende Sotho en Tswana ook vele noordelijke volken te lijden hadden. Verschillende noordelijke groepen trokken onder invloed van de Zoeloeovermacht naar elders, de -K-Ndebele naar ZuidRhodesia en de Ngoni naar Malawi.

De grote machtsontplooiing van de Zoeloe valt vrijwel samen met de komst van de blanke Boeren in hun woonen satellietgebieden (1830-40). De Ngoeni vormen naar cultuur geen volstrekte eenheid, maar er zijn gemeenschappelijke trekken aanwijsbaar. In de traditionele samenleving speelde de veeteelt een belangrijke rol, daarnaast bestond echter altijd de landbouw (kafferkoren). Het vee was de voornaamste maatstaf voor rijkdom en bij de betaling van de bij een huwelijk gebruikelijke bruidsprijs vormde het de hoofdzaak. Polygynie (huwelijk van een man met meer vrouwen) was algemeen en statusgevend. De maatschappij had een uitgesproken patriarchaal karakter en de monarchale, op een militaire krijgsaristocratie steunende staatsinrichting, zoals die bij de Zoeloe het meest kenmerkend is opgetreden, sloot hier zeer goed bij aan.

Voorouderverering was in de godsdienst het belangrijkste, daarnaast bestond de voorstelling van een hoogste wezen, Oenkoeloenkoeloe, de schepper van de wereld. Onder invloed van de intensieve contacten met de blanken is veel van dit alles verdwenen. De oude gemeenschappen zijn veelal ontwricht door de arbeid in de voor blanken gereserveerde gebieden, een arbeid die, gezien de ongunstige economische toestanden in de reservaten, voor vele mannen een noodzaak is. Vele Ngoeni zijn in de steden gevestigd,

LITT. I.Schapera, The Bantu-speaking tribes of South Africa (1950); H.Kuiper, An African bourgeoisie (1965).

< >