Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

neutraal

betekenis & definitie

[Lat. neuter, d.i. ne uter, geen van beiden], bn.,

1. tot geen van twee tegenover elkaar

staande (oorlogvoerende) partijen behorend, onzijdig: de neutrale mogendheden (zelfst. de neutralen)', een neutrale houding aannemen; zich neutraal verklaren; schepen onder neutrale vlag, van een neutrale mogendheid; terrein, dat voor geen van beide tegenstanders bijzondere voor-of nadelen biedt;

2. niet kerkelijk gekleurd, niet gebonden aan bepaalde godsdienstige beginselen: de neutrale school, van de openbare school gezegd;
3. (natuurwetenschappen) geen van twee tegenover elkaar gestelde eigenschappen bezittend: de neutrale doorsnede, lijn, het middengedeelte van een magneet, waar geen aantrekkingskracht te bespeuren valt; de neutrale laag (bij doorbuigende balken of vlakken), die bij buiging niet van lengte verandert; beneden deze laag werken trekspanningen, erboven drukspanningen; neutrale punten (aan de hemel), twee punten aan weerskanten van de zon waarin de polarisatie van het hemellichaam tot een minimum daalt; neutrale zouten, waarvan de oplossingen niet zuur en niet alkalisch zijn, rood lakmoespapier niet blauw en blauw lakmoespapier niet rood kleuren; neutraal lichaam, deeltje, niet elektrisch geladen;
4. geen sterk sprekende waarde hebbend: een neutrale kleur; neutrale bewoordingen.

< >