[Fr.], bn. en bw. (-zer, -t),
1. zenuwachtig, hetzij van aanleg of als toestand: een nerveuze constitutie; hij was toen zeer nerveus;
2. (handel) aan sterke schommelingen onderhevig: de markt is nerveus
3. de zenuwen betreffende: nerveuze ziekten;
4. gevoelig in oneig. zin: kleine, nerveuze auto’s.