Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

nering (handel)

betekenis & definitie

v. (-en),

1. bedrijf, middel van bestaan, m.n. handel, kleinhandel, winkelbedrijf: hij heeft zijn aan de kant gedaan; (spr.) ieder is een dief in zijn nering, is zelfzuchtig in zijn eigen zaken; de tering naar de zetten, niet meer geld uitgeven dan men verdient;
2. klandizie: goede hebben, goed beklant zijn;
3.
vertier: er is veel, weinig nering; waar het volk is, is de nering;
4. (gew.) gilde: ambachten en neringen.

< >