echtgenote van farao Ramses II (1298 v. C.-1223 v.C.), zelf niet van koninklijken bloede, gestorven tussen 1264 v.C.-1260 v.C.
Als ‘goddelijke echtgenote van Amon’ bekleedde zij de voor een vrouw hoogste priesterlijke waardigheid in Thebe. In Hettitische teksten komt haar naam voor als Naaptera. Zij is bekend uit haar monumenten, haar graf in het Dal der Koninginnen, met gekleurde reliëfs versierd, en haar dodentempel, in de rots uitgehouwen bij Aboe Simbel ver in het zuiden. Onder de vrouwen van de koninklijke harem nam zij de voornaamste plaats in.