o. (-en), paspoort voor personen zonder nationaliteit.
Als gevolg van de bolsjewistische revolutie waren grote aantallen Russen na 1917 uit Rusland gevlucht. De hierdoor ontstane problemen waren aanleiding voor de Volkenbond om in 1921 het Hoge Commissariaat voor Vluchtelingen op te richten, met de Noor Fridtjof Nansen als eerste Hoge Commissaris. Een van de urgentste problemen was de betrokken vluchtelingen te voorzien van een identiteitsdocument dat door de staten onderling zou worden erkend, zodat de betrokkenen zich konden verplaatsen teneinde een geschikt land voor vestiging te zoeken. Een in 1922 te Genève belegde conferentie resulteerde in de aanvaarding van een vrij beperkte regeling inzake de verstrekking van zo’n identiteitsbewijs. Later is zo’n identiteitsbewijs ook uitgereikt aan andere categorieën vluchtelingen, zoals Armeniërs, Assyriërs en Turken.