[Hebr., trooster], een van de kleine profeten van Israël, wiens godsspraken in het OT in het gelijknamige boek bewaard zijn gebleven. Nahum was een tijdgenoot van Jeremia.
Zijn optreden valt vóór 612 v.C. Hij kwam uit ‘Elkos’, soms geïdentificeerd met Elkush, 42 km ten noorden van Mosoel, waar zijn graf zich zou bevinden. Dan zou Nahum als balling uit het Noordrijk Israël (na 722 v.C.) in Mesopotamië hebben geleefd. Zijn profetie is gericht tegen de ‘bloedstad’ Nineve, waarvan hij de val met levendige kleuren schildert. In 612 v.C. werd Nineve verwoest.
LITT. A. Haldar, Studies in the book of Nahum (1947); H. Schulz, Das Buch Nahums (1973).