m. (—’s),
in de oudheid: ruwe aardolie; in het begin van de 19e eeuw vooral in Rusland ruwe olie waarvan de lichte delen waren afgedestilleerd en die als stookolie werd gebruikt; de zware delen van een bij primaire destillatie van ruwe olie verkregen benzine; bij diverse intensieve raffinage-processen vrijkomende bijprodukten met kookgrenzen van 35—200 °C.
Nafta is in grote hoeveelheden uitgangsmateriaal voor de petrochemische industrie. Het is een belangrijke bron voor de bereiding van lagere olefinen (o.a. etheen), door te kraken met stoom. Het kraken van nafta in de elektrische vlamboog wordt toegepast bij de produktie van acetyleen. Nafta is ook uitgangsstof bij de bereiding van synthesegas.