Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

muskaatnoot

betekenis & definitie

v./m. (-noten), de zaadkern van Myristica fragrans, een tot 18 m hoge boom uit de familie Myristicaceae; de geraspte noot is de specerij nootmuskaat.

Muskaatnoten komen van bomen met een dichte kegelvormige kroon van min of meer in kransen staande hoofdtakken. De soort is tweehuizig; mannelijke bomen zijn te onderscheiden aan de wat steiler staande takken: één mannelijke boom op twintig vrouwelijke is voldoende voor een goede bestuiving. De vrucht is breed-peervormig, aan de top soms iets toegespitst, lijkt op een abrikoos, en wordt 6-9,5 cm lang. Bij rijpheid splijt de dikke van buiten groene en van. binnen witte vruchtwand in twee kleppen open, waardoor het roodbruine eivormige zaad zichtbaar wordt. De zaadkern is ten dele omgeven door een in slippen verdeelde, karmijnrode arillus of zaadrok, de foelie. De boom vraagt een tropisch-warm en regenrijk klimaat en groeit slechts op minder dan 500 m boven zeeniveau.

Hij wordt door zaad voortgeplant. Een jonge aanplant begint pas na tien jaar te dragen, neemt in produktiviteit toe tot 25 jaar en blijft dan vele tientallen jaren op hetzelfde peil. Een boom kan tot 6000 vruchten per jaar dragen. De vruchten worden geoogst dadelijk nadat zij zijn opengesprongen om uitvallen van het zaad te voorkomen. Na verwijdering van de bolster haalt men de foelie van het zaad af. De foelie wordt geplet en in de zon gedroogd, waarbij de kleur via rood in geeloranje overgaat.

Het zaad wordt vaak boven een vuur langdurig gedroogd tot de kern van de dop (de harde zaadhuid) loslaat. De doppen worden dan gebroken. De kernen, die grotendeels uit endosperm bestaan, worden in Indonesië nog in een kalkbad gedompeld om aantasting door schimmels en insekten tegen te gaan. Uit 100 kg vruchten verkrijgt men gemiddeld 8,4 kg noten en 2 kg foelie. Luchtdroge noten bevatten ongeveer 34 % vet en 10 % van een etherische olie (nootmuskaatolie), die er de karakteristieke geur aan geeft. De olie is zeer giftig en heeft ook hallucinogene eigenschappen: nootmuskaat mag dus slechts in kleine hoeveelheden worden genuttigd.

Uit inferieure en gebroken noten wordt soms het vet gewonnen. In Zuidoost-Azië maakt men uit de vlezige vruchtschil smakelijke confituren.

Het gewas is afkomstig uit het oosten van de Indonesische Archipel. Toen de Portugezen in 1511 op de Molukken kwamen, vonden zij daar uitgestrekte aanplantingen. Na de overname van dit gebied door de Ned. Verenigde Oostindische Compagnie werd de muskaatnoot overal uitgeroeid behalve op Banda en Amboina (hongi), om door inperking van de produktie de prijs hoog te houden. Later heeft men de cultuur weer ingevoerd in andere delen van de archipel zoals de Minahasa, Midden-Java en WestSumatra. Onder het bestuur van Raffles werd de boom ook overgebracht naar de Engelse koloniën, maar alleen op het Westindische eilandje Grenada en op Sri Lanka heeft de cultuur zich kunnen handhaven.

De totale jaarproduktie van noten en foelie bedraagt ca. 13000 t, waarvan Indonesië ca. 80 % levert, Grenada 15-20 % en Sri Lanka de rest. Drie andere soorten van het geslacht Myristica leveren ook muskaatnoten; M. argentea in West-Irian (papoeanoten), M. succedanea op Halmaheira, en M. malabarica in Zuid-India. Het produkt van deze soorten is echter minder aromatisch en daarom minder gewild.

LITT. H.Deinum, Nootmuskaat (in: De landbouw in de Ind. Arch. n B (1949); J.Maistre, Les plantes à épices (1964); J.W.Parry, Spices (2 dln. 1969).

< >