v./m. (-en), (houtbewerking)
vierkante veer die met de ploegschaaf aan de kant van een plank wordt geschaafd en sluit in de groef van een andere plank, waarmee de eerstgenoemde in één vlak moet worden verbonden: houtverbinding met messing en groef.
Messing-en-groef-verbindingen worden veel toegepast om planken met elkaar te verbinden. Aan de ene smalle zijde van de plank is een groef geschaafd en aan de andere smalle zijde een richel (messing of veer) aangebracht die nauwsluitend past in de groef van een aanliggende plank. In de machinebouw wordt het principe van de verbinding met de messing en groef gebruikt om zuivere geleidingen te maken, zoals een support op het bed van een draaibank.