Groef
GROEVE, v. (groeven), 1. greppel, sloot: groeven om het water af te leiden; 2. kuil of put; inz. grafkuil, graf: de kist in de groeve neerlaten ; bij de geopende groeve hield de predikant een treffende lijkrede ; — (gew.) te groei gaan, mede ter begrafenis gaan ; — te groef bidden, ter begrafenis nodi...