o. (-s),
1. dicht fijnkorrelig kalkgesteente (hergekristalliseerde kalksteen met mozaïektextuur), dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in de bouwkunst en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt; Carrarisch -, wit, doorschijnend, uit de groeven bij Carrara (Italië); Parisch marmer, enigszins geelachtig, van het eiland Paros; zwart, groen, rood marmer (zonder nadere bep. wordt het echter steeds als wit gedacht); koud, glad, hard als marmer; (coll.) delen van een bouwwerk, in een huis van deze stof: het marmer in de gang;
2. kleur en voorkomen van marmer, op hout, papier enz. nagebootst;
3. gemarmerd papier;
4. (fig.) als beeld van het koude, onaandoenlijke, haar hart was van .
De naam marmer wordt in de techniek ook gebruikt voor andere polijstbare kalkstenen. Het komt in alle werelddelen voor, maar wordt voornamelijk in Europa ontgonnen. In een onbegrensde verscheidenheid van soorten en kleurschakeringen wordt het gevonden en onder afzonderlijke namen in de handel gebracht. Enkele soorten uitgezonderd is marmer niet voor buitenwerk geschikt, omdat het niet tegen klimaatsinvloeden bestand is. Het zuiver witte marmer voor beeldhouwwerken (marmo statuario) wordt gewonnen in Carrara (Italië) en is ontstaan door metamorfose van een kalksteen uit het Trias-tijdperk; het heeft een fijne korrel. In deze soort komen ook minder witte en minder fijnkorrelige voor, de geaderde en gevlekte soorten (marmo ordinario) die voor tegels, plinten, wandplaten enz. gebruikt worden.
Het antieke Griekse marmer kwam o.a. van het eiland Marmara nabij Konstantinopel. Het materiaal van de Griekse beelden en bouwwerken werd in de oudheid uitsluitend in Griekenland gewonnen. Deze Griekse marmers deden door hun geelachtige tint en doorschijnendheid aan ivoor denken.
Marmer is te polijsten en krijgt daarbij een prachtige glans. Het meest worden gebruikt de Belg., Franse en Italiaanse soorten. België heeft soorten die het best tegen weersinvloeden bestand zijn. Het bekendst zijn de soorten, die onder de naam petit granit, rouge en bleu Belge in de handel worden gebracht, verder het zwarte marmer van Dinant en het rode marmer die naar kleur en tekening, rouge royal, griotte, fleuri enz. worden genoemd. Uit zuidelijke landen komen de gefigureerde marmersoorten, die het mooist van kleur zijn, maar niet zo hard en minder bestand tegen het weer dan de Belg., waarvan ook de prijs veel lager is. Uit ZuidZweden wordt Ringborg-marmer aangevoerd.
Deze soort is lichtgroen met lichte aderen tot rijk gevlamd donkergroen, heeft grote drukvastheid en grote weerstand tegen afslijten. Het wordt veel voor wandbekleding binnen en voor andere interieurdoeleinden gebruikt. Andere bekende soorten zijn: portor, zwart met goudgele aderen, gevonden op eilanden bij La Spezia; stalactito, roodbruingestreept uit Noord-Italië en Joegoslavië; vertantique, lichtgroen met aderen en vlekken, uitThessalië; vert des Alpes, donkergroen, geaderd, uit Italië; vert Tinos, donkergroen, geaderd, uit Tinos (Griekenland). Het geelgroen tot roodbruin gehande marmer noemt men ten onrechte onyx.
De winning geschiedt door middel van pneumatische klopboren en draadzagen. Bij de laatste methode laat men een eindloos, 2of 3-aderig staalkabeltje ter dikte van 3-6 mm over een aantal wielen rondlopen, terwijl het onder toevoeging van een slijpmiddel over de steen schuurt. Een waterstraal zorgt voor koeling en afvoer van het slijpsel. De draad slijt vrij snel, vandaar de soms grote afstanden waarover men hem uitspant. Met de raamzaag verwerkt men blokken tot platen vanaf 2 cm dikte. Deze machine bevat een horizontaal raam waarin (meestal ongetande) zaagbladen worden gespannen.
Het raam wordt heen en weer bewogen, terwijl het langzaam zakt. Ook hier worden water en zand of een ander slijpmiddel opgebracht.