Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Marathen (Mahratten)

betekenis & definitie

een hindoevolk in India, in het gebied tussen het dal van de Nerbudda en de bovenloop van de Kistna, de huidige staat Maharashtra. De Marathen zijn van Indo-europese afkomst, maar sterk gemengd.

Zij traden pas ca. het midden van de 17e eeuw in de geschiedenis op toen zij de kern vormden van het verzet tegen de groot-mogol. Shivadji (♱1680) verenigde hen en stichtte een staat (1675), die hij en zijn opvolgers door veroveringen, vooral in het rijk van de grootmogol, uitbreidden tot een machtig rijk, dat ook de kust van Konkan omvatte. Onder zijn opvolgers werd deze staat echter spoedig in verschillende vazalstaten verdeeld (Baroda, Gwalior, Indore, Kolhapur, Berar). De koning, die zijn zetel had te Satara, liet de regering over aan de peshwa, die te Poona zetelde. In het midden van de 18e eeuw ontwikkelden de Marathen, gesteund door de Fransen, een grote macht.Tegen de Engelse East India Company waren zij echter op den duur niet opgewassen. In de oorlogen van 1775—82,1803 en 1816—18 (Marathen-oorlogen) werd de macht van de peshwa’s gebroken en het gebied na uitsterving van de dynastieën voor een groot deel geannexeerd. Na de vorming van de staat India werden de Marathenstaten opgenomen in andere deelstaten. Nu woont het merendeel in de in 1960 gevormde deelstaat Maharashtra. De taal van de Marathen is het Marathi.

LITT. J.Grant Duff, Hist. of the Maratha (herdr. 1921); G.S.Sardesai, New hist. of the Maratha (1946—48); R.G.Ranade, Rise of the Maratha power (1961).

< >