Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Man (Hendrik de)

betekenis & definitie

Belg. socioloog en politicus, *17. 11.1885 Antwerpen, ♱20.6.1953 bij Murten (Zwitserland). De Man studeerde te Gent, Leipzig en Wenen en promoveerde te Leipzig in de economische geschiedenis.

In de Eerste Wereldoorlog was hij vrijwilliger en vervulde hij opdrachten in Rusland (1917) en de VS (1919-21). In 1922 week hij uit naar Zwitserland. Van 1929—33 was hij hoogleraar te Frankfort aan de Main. Hier schreef De Man zijn eerste belangrijke werken, o.a. De socialistische idee, waarin hij brak met het marxisme en een ethische grondslag schonk aan het socialisme. In 1933 moest hij Duitsland verlaten, waarna hij een belangrijke rol speelde in de Belg. politiek, vooral door de uitwerking (1934) van het Plan van de Arbeid (Plan-De Man).

Hij was achtereenvolgens minister van Openbare Werken (1935—36), van Financiën (1936—38) en ondervoorzitter van de ministerraad (1939-40). Vanaf mei 1939 was hij voorzitter van de Belg. Werkliedenpartij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde hij aanvankelijk met de Duitsers. Hij ontbond op 5.8.1940 de socialistische partij en werd een van de medestichters van de Unie van Handen Geestesarbeiders. In 1942 week hij uit naar Zwitserland.

In 1945 werd hij bij verstek veroordeeld. Werken: Psychologie van het socialisme (1927), Opbouwend socialisme (1931), De socialistische idee (1933), Herinneringen (1941), Au delà du nationalisme (1946), Cavalier seul (1947), Jacques Coeur (1950), Vermassung und Kulturzerfall (1951). Uitgave: H. de Man, persoon en ideeën (6 dln. 1974—76).

LITT. A.Pfaff, H.de Man (1956); J. en E.de Man,H. de Man. Gesamtbibliogr. (1962); P.Dodge, Beyond marxism (1966); A.M.van Peski, H.de Man (1969); M.Claeys-van Haegendoren, H.de Man (1972).

< >