plantenfamilie, behorend tot de klasse Dicotylédones, 80—90 geslachten (ruim 1500 soorten) omvattend; vooral in de tropen en in Amerika het rijkst vertegenwoordigd. Het zijn kruiden, heesters of bomen.
Blad verspreid, meestal handnervig, gelobd, met steunblaadjes. Meestal grote, actinomorfe, 5-tallige bloemen. Kelk vaak met bijkelk. Meeldraden 5 of vele, tot een buis vergroeid, met een 1-hokkig helmhokje, dat grote, gestekelde stuifmeelkorrels bevat. Vruchtbeginsel zittend, bovenstandig. Vrucht meestal een splitvrucht, soms een doosvrucht (Hibiscus).
Zaad met kiemwit. Embryo met gevouwen zaadlobben. Sierplanten zijn b.v. Abutilon, Althaea, Hibiscus, Lavatera; verder Malva; Gossypium levert katoen.
