Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

mals

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -t),

1. zacht in de mond, niet stug, vaak ook met gedachte aan sappigheid: malse peren; mals vlees; zo mals als boter;
2. (van de atmosfeer en van neerslag) zacht en weldadig aandoend: een mals regentje;
3. (fig.) zachtzinnig; meestal met ontkenning: zijn oordeel was niet mals ; het iemand lang niet mals zeggen, allesbehalve vriendelijk.

< >