Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Malagasië

betekenis & definitie

(Repoblika Malagasy, République Malgache) (ook: Madagascar), republiek bestaande uit het eiland Madagascar en enkele kleine eilanden, 400 km van de Afrikaanse oostkust, 581540 km2, 8600000 inw. Hoofdstad: Antananarivo (Tananarivo).

FYSISCHE GESTELDHEID

Reliëf. Het oosten en midden van het op drie na grootste eiland ter wereld worden ingenomen door een plateau van kristallijne gesteenten (graniet, gneis), 800—1800 m hoog, door de rivieren versneden. Op het plateau verheffen zich noordwest gerichte bergketens, het Tsaratanana Gebergte (2880 m), het vulkanische Ankaratra Gebergte met vele dode vulkanen (2644 m) en het Andrinitra Gebergte (2192 m). Naar het oosten en westen daalt dit plateau trapsgewijze af. Van oost naar west zijn denudatievlakten ontwikkeld in de triassische zandsteen, de krijtgesteenten en de eocene kalken (met karstverschijnselen). De noordkust is steil. Langs de westkust vindt men brede kustvlakten, met veel insnijdingen. Het zuiden heeft plateaus van tertiaire kalksteen, een klifkust en hoge duinen. Langs de kust vindt met koraalriffen. De kristallijne gesteenten van het plateau zijn door de tropische regens sterk verweerd; er zijn laterietzanden (terres rouges) en lagen (soms 50—80 m dik) met een hoog ijzeren aluminiumgehalte ontstaan.

Afwatering. De rivieren aan de oostkust zijn waterrijk, maar kort en met watervallen, terwijl de mondingen versperd worden door banken. De voornaamste rivieren aan de oostkust zijn de Mangoro en de Mananara. De rivieren aan de westkust zijn langer, met stroomversnellingen op de overgangen van de terrassen en met deltavorming aan de monding; de voornaamste zijn hier de Betsiboka en de Tsirbihina.

Klimaat. Het noorden heeft een gemiddelde jaartemperatuur van 26 °C, het zuiden slechts 23 °C. De hoge binnenlandse plateaus hebben een lagere temperatuur (19—20 °C) dan de kuststreken (28—30 °C). Malagasië ligt het gehele jaar in het gebied van de zuidoostpassaat. Het eiland ligt vrijwel loodrecht op de richting van de passaat, zodat deze er in het noorden en het zuiden omheen stroomt. Boven Malagasië verdringen de warme luchtstromingen uit de equatoriale gebieden en de koude uit hogere breedten elkaar, wat gepaard gaat met hevige cyclonen en onweders. De meeste neerslag (ruim 3000 mm/jaar) heeft het gebied om de Antongilbaai aan de noordoostkust; de minste neerslag valt in het zuidwestelijk kustgebied (droge steppe).

BEVOLKING

De inheemse bevolking is overwegend van Maleis-Indonesische afkomst met vooral aan de kust sterk negroïde inslag. De Merina (of Hova) die in het hoogland wonen vormen 26 % van de bevolking. Tussen de 18 stammen duren de tegenstellingen nog steeds voort, vooral tussen de Merina en de kustbewoners (Côtiers). Meer dan de helft van de bevolking is jonger dan 20 jaar en 15 % woont in steden, waarvan de belangrijkste zijn: Antananarivo, Majunga, Antsirabe en Toamasina.

Taal. Belangrijkste omgangstaal is het Hova, maar het Malagasy, een Maleis-Polynesische taal, is met het Frans de officiële taal.

Godsdienst. De meerderheid van de bewoners is animist, verder is 38 % christen (50 %, vooral de Merina, protestant, 50 %, vooral de Côtiers, katholiek), 5 % is islamiet.

Communicatie. Er verschijnen zeven grote dagbladen, waarvan Madagascar-Matin de grootste oplage heeft (30300). Radiodiffusion Nationale Malgache zendt in het Malagasy en het Frans uit. In 1967 begon Télévision Malagasy met het verzorgen van televisie-uitzendingen. Een klein deel van de bevolking bezit een radio (600000) of televisie (6000). Er zijn ca. 30000 telefoons in gebruik.

ECONOMIE

Landbouw. Malagasië is nog sterk agrarisch, maar de akkerbouw, die het belangrijkst is, heeft sterk te lijden van cyclonen, sprinkhanen, plantenziekte en droogte. De hoge gebieden zijn het minst vruchtbaar. Door de regens is de grond uitgeloogd; de rode, onvruchtbare lateriet bedekt grote delen van de plateaus. Wel vruchtbaar zijn de vulkanische gedeelten en enkele bekkens, die uit vm. meerbodems of moerassen bestaan en dikwijls met dikke humuslagen bedekt zijn. De vruchtbare kustgebieden lenen zich voor alle tropische cultures, maar de omgeving is pas door uitgebreide saneringswerken gezond te maken. Het belangrijkste gewas is rijst, het hoofdvoedsel van de bevolking. De opbrengst schommelt sterk (1975: 2 mln. t). Cassave wordt op alle gronden verbouwd (1,4 mln t); maïs (0,1 mln. t) alleen in de vruchtbare alluviale vlakten. De koffieteelt (70000 t), geconcentreerd op de hellingen langs de oostkust, wordt vooral in kleine bedrijfjes uitgeoefend. Suikerriet (1,3 mln t) verbouwt men in het warme, vochtige noorden en noordwesten. Verder brengt de landbouw tabak, kruidnagelen (het eiland Sainte Marie voor de oostkust), peper, sisal, kopra, vanille en kinabastprodukten voort. Veeteelt. De veestapel telt 9,7 mln. stuks rundvee, 0,7 mln. varkens, 0,7 mln. schapen, 1,1 mln. geiten en 17 mln. stuks pluimvee. Runderen worden nog voornamelijk uit prestige gehouden.

Bosbouw. Per jaar wordt ca. 5,5 mln. m3 hout geproduceerd. Raffia is het voornaamste uitvoerprodukt. De boeren plegen roofbouw door afbranden.

Mijnbouw. Door de slechte ontsluiting van het land worden de meeste delfstoffen niet benut. De aanwezigheid van 67 ertsen is aangetoond, maar men concentreert zich op chroomerts, grafiet en mica. Daarnaast worden kalksteen, fosfaat, edelen halfedelstenen gewonnen, grote voorkomens van bauxiet zijn aanwezig maar economisch niet te exploiteren, hetgeen ook geldt voor steenkool.

Nikkel-en ijzererts zijn aangetoond.

Industrie. Naast de ca. 100 rijstpellerijen zijn er 200 industriële bedrijven, waarvan er 30 voor de export werken, die m.n. agrarische grondstoffen verwerken. De rest fabriceert consumptiegoederen voor de plaatselijke markt. Er zijn drie autoassemblagebedrijven en een olieraffinaderij.

Handel. De voornaamste uitvoerprodukten zijn koffie, kruidnagelen (een derde van de wereldproduktie), na vanille (‘s werelds grootste exporteur) en vlees. De voornaamste invoerprodukten zijn machines, autos, aardolie, kleding en rijst. De voornaamste handelspartners zijn de EG—landen, waaronder Frankrijk weer de belangrijkste is. Verkeer. De onvoldoende verkeersontsluiting is een van de hoofdzaken van de slechte economische ontwikkeling. In de regentijd zijn grote delen van het land niet met auto of trein te bereiken. Er is 884 km spoorlijn, o.a. van de hoofdstad naar Toemasina, de belangrijkste havenstad. Door de fysische gesteldheid is het aanleggen van wegen kostbaar. Vooral langs de kust ontbreken goede wegen en van de 8400 km hoofdweg is slechts een derde geasfalteerd en het gehele jaar bruikbaar. Door het gebrek aan voldoende goede wegen worden kusten luchtvaart belangrijk. Vooral aan de oostkust liggen goed uitgeruste havens. Achter de koraalriffen ligt een keten van lagunes die door het Pangalanes Kanaal zijn verbonden tot een 700 km lang, gedeeltelijk bevaarbaar traject. Er is een veelheid van landingsplaatsen voor vliegtuigen.

STAATSINRICHTING

Bestuur. De grondwet van 1959 is op 18 mei 1972 opgeheven. Op 1 juni 1975 werd een, uit negen leden bestaande, opperste revolutie-raad gevormd waarvan de voorzitter Didier Ratsiraka tegelijkertijd staats- en regeringschef werd. Vanaf 1976 is hij president van de tweede republiek voor een ambtsperiode van 7 jaar. Minister-president is Joel Rakotomalala. Alle politieke partijen zijn sinds febr. 1975 verboden en er wordt gewerkt aan de oprichting van een eenheidspartij. Malagasië wordt in zes provincies verdeeld, die door officieren worden bestuurd. Door het oprichten van Foconolona’s, traditionele landbouwcoöperaties die ook lokale administratieve eenheden vormen, tracht men de kloof tussen de stedelijke elite en de agrarische meerderheid te overbruggen en tegelijkertijd de armste gebieden te ontwikkelen.

Rechtspraak. Het Hooggerechtshof zetelt in Antananarivo, evenals het Hof van Appel. Verder zijn er rechtbanken te Toamasina, Majunga, Fianarantsoa, Diégo-Suarez en Tuléar.

Munt. De munteenheid is de Malagasische frank (FMG), verdeeld in 100 centimes. De koers was op 1 augustus 1978: 100 FMG = f0,94 = BF 13,5.

Onderwijs. Hoewel er leerplicht is voor kinderen van 6—14 jaar wordt aangenomen dat in de meeste provincies slechts 50 % van de kinderen onderwijs volgt. In 1973 was 31 % van de bevolking nog analfabeet. In de meeste grote steden zijn wel scholen voor middelbaar en beroepsonderwijs, terwijl in de districten ambachtsscholen worden ingericht.

De hoofdstad heeft een universiteit, een tweede universiteit zal worden opgericht.

Sociale voorziening. Er is een groot tekort aan geld (voor medicamenten en instrumenten) en medisch personeel. Alleen in de provinciehoofdsteden zijn moderne ziekenhuizen, verder zijn er inrichtingen voor de bestrijding van lepra, tuberculose en kinderverlamming. Mobiele medische ploegen trekken het binnenland in voor vaccinatie en verzorging. Malaria en geslachtsziekten komen veel voor. Defensie. Bij een dienstplicht van 18 maanden telt het defensieapparaat 4760 man, verdeeld over de landmacht (4000 man), marine (600 man) en luchtmacht (160 man). Met de burgerlijke gewapende macht zijn in totaal ca. 20000 man bewapend.

GESCHIEDENIS

De oorspronkelijke bewoners waren waarschijnlijk uit Afrika afkomstig. Omstreeks het begin van de christelijke jaartelling begon een immigratie van Maleiers en ca. 700 gingen Arabieren er zich vestigen. De Portugezen die in de 16e eeuw Madagascar als eerste Europeanen bereisden, ontmoetten er Indonesische en Indische handelaars en Arabieren. Zij slaagden er niet in de bewoners tot het katholicisme te bekeren.

De Hollanders, die later kwamen, waren voornamelijk geïnteresseerd in handel. Zij stelden het eerste woordenboek van de inlandse taal samen (1663). Ook de Engelsen deden Madagascar aan, maar pas de Fransen kregen er in de 17e eeuw vaste voet (1643 stichting van Fort-Dauphin) met hun Compagnie des Indes Orientales. De eerste gouverneur, Étienne de Flacourt, die het niet verder bracht dan een militaire bezetting van sommige punten, liet een belangrijke Histoire de la Grande Ile de Madagascar (1658) na. Een poging tot kolonisatie had evenmin succes, hoewel Madagascar door Frankrijk was geannexeerd in 1665. Piraten en slavenhalers maakten de kusten onveilig.

In de 18e eeuw ontstond bij verschillende inheemse stammen een streven naar vorming van kleine koninkrijken. Van een kleine gemeenschap, de Merina in het centrum van het eiland, ging onder leiding van Andrianampoinimerina (1787—1810) een centraliserende beweging uit. Onder zijn opvolgers Radama I (1810—20) en koning Ranavatona (1820— 61) leidde dit praktisch tot unificatie van het eiland. In 1885 kreeg Frankrijk een soort protectoraat over Madagascar, op 6 augustus 1896 werd het een Franse kolonie. Generaal Galliéni werd belast met het gezag. Hij schafte op 28 februari 1897 het koningschap af. Toen hij het eiland verliet was het geheel onder Franse controle.

Reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstond een nationale beweging onder de intellectuelen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Madagascar bezet door de Britten (1942), die het eiland in 1943 overdroegen aan de Vrije Fransen. De strijd om onafhankelijkheid eindigde in een opstand (1947—48), die bloedig werd onderdrukt. In 1958 werd de republiek Malagasië uitgeroepen, autonoom binnen de Franse Gemeenschap, met P.Tsiranana als premier. Malagasië werd onafhankelijk op 26 juni 1960. In de regering, gevormd door de Parti Social-Démocrate (PSD), werd president Tsiranana tevens minister van Defensie. In 1965 werd hij herkozen als president. Hij voerde een op Frankrijk en het Westen afgestemde politiek.

Nadat in 1967 het Suezkanaal gesloten was, ging de economische positie van Malagasië snel achteruit. De regering viel door haar buitenlandse politiek (hechte banden met Frankrijk en Zuid-Afrika) in ongenade bij de linkse groeperingen. Toen Tsiranana in 1970 ernstig ziek werd, werd hij vervangen door een driemanschap, waarvan twee leiders van de PSD waren. De onrust in het land en de verdeeldheid binnen de PSD namen echter toe en na de terugkeer van Tsiranana kwam het in 1971 tot een opstand van arme boeren en intellectuelen. De opstand werd door Tsiranana bloedig onderdrukt. De oppositie werd zoveel mogelijk uitgeschakeld. Na een grote revolte in mei 1972 moest Tsiranana de macht overdragen aan generaal Ramanantsoa, die een nationalistische en gematigd socialistische politiek voerde. Hij slaagde er echter niet in de stammenstrijd die zich vooral uitte tussen de Merina en de Cötiers, de kustvolken, te beëindigen. De banden met Frankrijk werden aanzienlijk losser. Op 5 februari 1975 trad Ramanantsoe af, na een mislukte staatsgreep die geïnspireerd zou zijn door Tsiranana. Het nu benoemde staatshoofd werd na zes dagen op straat doodgeschoten. Een militair directoraat benoemde daarop Ratsiraka tot staatshoofd. Hij nationaliseerde een aantal grote bedrijven. In jan. 1976 werd hij officieel president van de Democratische Republiek Malagasië. Zijn buitenlands beleid is gericht op nauwere banden met de communistische en Arabische staten.

LITT. H.Dechamps, Hist. de Madagascar (1960); E.Relaimihoetra, Hist. de Madagascar (2 dln. 1965—67); C.Cadoux, La république malgache (1970); N.Heseltine, Madagascar (1971); G.Donque, L’agriculture et l’élevage à Madagascar (1974); P.M.Mutibwa, The Malagasy and the Europeans (1974); R.Archer, Madagascar depuis 1972 (1976).

< >