Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

magie

betekenis & definitie

[Gr. mageia,de kunst van de magiërs], v., al die handelingen, b.v. bezweringen, waardoor de mens macht tracht uit te oefenen over de krachten die hij in de wereld (de natuur) tegenover zich vindt; toverij, toverkunst: zwarte-, toverij met behulp van duivelse machten; wittemagie met goddelijke hulp.

Men is voorzichtiger geworden met het woord magie dan vorige generaties. Men spreekt nog wel van magische handelingen, b.v. speldeprikken in een pop die een vijand voorstelt, maar ten aanzien van de daarachter liggende voorstellingswereld en mentaliteit bestaat grote aarzeling. Veel van wat vroeger als magie werd betiteld, wordt door geleerden nu religieusgenoemd. Religie en magie zijn twee elkaar aanvullende begrippen. Cultische handelingen (cultus), wanneer en waar ook ter wereld, kunnen geredelijk tot magie gaan behoren; d.w.z. men schrijft aan de betrokken cultushandeling macht toe krachtens zichzelf (ex opere operato) te werken, hetzij ten goede, hetzij ten kwade.

LITT. T.P.van Baaren, Geruststellingsriten. Een bijdrage tot de kritiek op de gangbare opvattingen over magie (1952; oratie); J.van Baal, De magie als godsdienstig verschijnsel (1960; oratie); F.Arnau, Macht und Geheimnis der Magie (1965); W.E.Butler, Magie (1967); R.Cavendish, A hist. of magie (1977).

< >