werk dat erop gericht is maatschappelijke problemen van individuen of kleine groepen te verzachten, op te heffen of te voorkomen. Dit gebeurt mede in relatie met hun omgeving (gezin, school, woon-en werksituatie enz.).
Het werk wordt verricht door daartoe opgeleide personen (maatschappelijk werkende), eventueel bijgestaan door vrijwilligers. Het maatschappelijk werk kan men onderscheiden in algemeen maatschappelijk werk en gespecialiseerd maatschappelijk werk. Het algemeen maatschappelijk werk richt zich op de hulpverlening bij alle voorkomende noden in de maatschappij. Gespecialiseerd maatschappelijk werk kan men dan indelen in ingebouwd en categoriaal (naar categorie). Ingebouwd maatschappelijk werk wordt verricht ter begeleiding van bepaalde instellingen in de samenleving (bedrijven, scholen, ziekenhuizen). Categoriaal maatschappelijk werk houdt zich bezig met hulpverlening aan bepaalde bevolkingscategorieën (b.v. jongeren, vluchtelingen, alcoholisten). Vroeger voerde de materiële hulpverlening de boventoon.
Thans houdt het maatschappelijk werk zich hoofdzakelijk bezig met immateriële hulpverlening, waarnaast eventueel ook materiële hulp geboden kan worden. In bepaalde werksoorten gaat het maatschappelijk werk nauw samen met het werk van andere hulpverleners (artsen, psychologen, psychiaters enz.).
Deze hulpverlening gaat uit van fundamenteel-democratische grondbeginselen: de erkenning van de onaantastbaarheid van de menselijke persoon;
de erkenning van het recht om zelf te bepalen welke de eigen noden zijn en hoe daarvoor een oplossing te vinden; de erkenning van het recht op ontplooiing; de erkenning van de persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover zichzelf, zijn nabestaanden en de samenleving.
Het maatschappelijk werk zal alle aspecten van het menselijk functioneren in zijn overwegingen moeten betrekken, wil het doelmatige hulp kunnen bieden. De maatschappelijk werkende zal dan ook moeten kunnen beschikken over voldoende antropologische, psychologische, sociologische, juridische, sociaal-economische en sociaal-medische kennis, om zich een beeld te kunnen vormen van de situatie waarin zich het object van zijn hulpverlening bevindt en om te kunnen uitmaken waar de schoen wringt. Bovenal echter zal hij geleerd moeten hebben om op zakelijke wijze met zijn cliënt in relatie te treden om zich te kunnen indenken en invoelen in de drijfveren en de achtergronden van diens handelwijze en mentaliteit. Ook zal hij georiënteerd moeten zijn ten aanzien van de hulpbronnen die hem ten dienste staan in het maatschappelijk bestel waarbinnen hij zijn functie uitoefent.
Methoden die het maatschappelijk werk hanteert, zijn o.a. social casework, groepstherapie en gezinstherapie. Het social casework is erop gericht de cliënt te leren zichzelf helpen: hij moet zijn eigen situatie leren onderkennen, plannen maken en uitvoeren om zijn eigen problemen op te lossen door gebruik te maken van zijn relaties en van bestaande materiële voorzieningen. De groepstherapie beoogt de leden van kleine samenlevingsverbanden ertoe te brengen hun mogelijkheden bewuster te leren hanteren, ter verbetering van de relaties binnen die groep. Hieruit kan verdere ontplooiing van de groepsleden voortkomen. De. gezinstherapie tracht ditzelfde te doen binnen het gezin.
De uitvoering van het maatschappelijk werk geschiedt in Nederland en België op grond van het subsidiariteitsbeginsel, voornamelijk door instellingen van het kerkelijk en particulier initiatief, echter met aanzienlijke financiële steun van de overheid (rijk, provincie, gemeente). Deze instellingen zijn landelijk, soms ook provinciaal, regionaal en lokaal overkoepeld door levensbeschouwelijke c.q. functionele samenwerkingsorganen. In het proces van ontzuiling sinds de jaren zestig verliezen de oude instellingen gaandeweg hun specifiek levensbeschouwelijke signatuur en ontstaan er door fusie interconfessionele en zelfs algemene instituten en organisaties. Deze vormen in Nederland te zamen de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn. Sinds de materiële hulpverlening een overheidsaangelegenheid is geworden, die in de grotere gemeenten wordt behartigd door een sociale dienst, wordt ook door de overheid uitvoerend maatschappelijk werk verricht, aangezien materiële hulpverlening dikwijls gepaard moet gaan met immateriële handreiking. alternatieve hulpverlening.
LITT. W.A.Friedlander (red.), Concepts and methods of social work (1960); J.M.Broekman (red.). Maatschappelijk werk (1964-66); M.Traas, Maatschappelijk werk in deze tijd (1967); R.E.Smalley, Theory for social work practice (1967); Kennis en beeld van de sociale dienstverlening (Staatsuitg. 1967); P.Klein, From philanthropy to social welfare (1968); M.van Beugen, Sociale technologie en het instrumentale aspect van agogische actie (1968); D. Jehu e.a., Gedragsverandering in het maatschappelijk werk (1973); A.C.J.Brand en H.G.Ras, Maatschappelijke dienstverlening (1973); G.Duitemeijer. Encyclopedie van sociale arbeid (1973); H.U.Otto en S.Schneider (red.), Gesellschaftliche Perspektiven der Sozialarbeit (2 dln. 1973); L.M. Brammer, Het helpend contact (1974); M.Hülster, Der Strukturwandel der Sozialarbeit in den Niederlanden (diss. 1974); A.C.J.Brand, Hulpverlening in ontwikkeling (1976).