in Nederland aanvankelijk bedoeld als equivalent van community organization en omschreven als ‘milieuvormende, gemeenschapsopbouwende arbeid’, thans (samen met de sociale planning) een voorbereidende en activerende functie ten dienste van een systematisch welzijnsbeleid onder zo groot mogelijke eigen verantwoordelijkheid van de bevolking. Dit beleid vereist dan ook een gedecentraliseerde opzet.
Onder het directoraat-generaal voor Maatschappelijke Ontwikkeling ressorteert sedert 1968 een directie samenlevingsopbouw, met als hoofdafdelingen: territoriale opbouw, categoriale opbouw en regionale ontwikkeling.
LITT. A.Houttuyn Pieper, Naar een sociaal-wetensch. doorlichting van het maatschappelijk opbouwwerk (in: H.A.Becker, red., Democratie en sociaal onderzoek, 1966); J.Boer, Opbouwwerk (1968); K.Laansma, De samenleving als object van welzijnsbeleid (Min. CRM 1968); A.J.M.van Tienen en W.A.C.Zwanikken, Opbouwwerk als een sociaal-agogische methode (1969); M.Traas, Opbouwwerk in Nederland (1970); B.Peper, Vorming van welzijnsbeleid (1972).