Oudnoorse god die door zijn afkomst met de reuzen verwant is, maar toch onder de goden (Asen) opgenomen is, van wie hij zich echter een valse vriend toont. In de oudste verhalen is Loki nog niet vals, maar veeleer goedaardig, ofschoon plaagziek.
Uit deze laatste eigenschap ontwikkelt zich dan zijn slechtheid, vooral als hij eenmaal met de duivel gelijkgesteld wordt. Veel boze daden worden van hem verteld. De ergste is dat hij de dood van Baldr veroorzaakte. Na deze gebeurtenis namen de goden hem gevangen en bonden hem vast met de darmen van zijn zoon Nari. Boven zijn hoofd bevestigden zij een slang, uit wier bek vergif op hem druppelt. Zijn vrouw Sigyn ving het vergif in een vat op, maar toen zij dat ledigde, droop het vergif op Loki.
Deze schudde zich en er ontstonden aardbevingen. Bij het einde van de wereld zal Loki losbreken en de helse scharen aanvoeren tegen de goden. Zijn kinderen zijn de wereldslang, de wolf Fenrir en de dodengodin Hel. LITT. G.Dumézil, Loki (1948).