[Lat., logica van de modernen], term voor de oorspronkelijke bijdrage van de middeleeuwse denkers aan de logica, in tegenstelling tot de logica antiquorum (van de ouden), waarmee het logische erfgoed uit de oudheid (vnl. van Aristoteles en Boëthius) bedoeld wordt. De eigen bijdrage van de middeleeuwse logica ligt vooral in de analyse van de gewone omgangstaal; veel aandacht werd geschonken aan het functioneren van de termen in proposities (vandaar dat men ook spreekt van terministische logica); belangrijk in deze logica is ook de ver gevorderde studie van de consequentiae (gevolgtrekkingen).
Klassieke teksten waren de traktaten van Petrus Hispanus (paus Johannes xxi) en Willem van Sherwood (♱na 1267). Het hoogtepunt lag in de 14e eeuw. De studie van deze logica is nog in volle ontwikkeling.
LITT. L.M.de Rijk, Logica modernorum (3 dln.1962-67); J.Pinborg, Logik und Semantik im Mittelalter (1972).