[Fr.], v.,
1. het liquide zijn: de van een vordering;
2. het vermogen op zeer korte termijn aan opeisbare financiële verplichtingen te voldoen: de van een bank.
Bij een bank is liquiditeit het vermogen crediteuren terug te betalen op het met hen overeengekomen tijdstip; zij moet dus op het ogenblik van de opvragingen over voldoende liquide middelen beschikken. Volledige liquiditeit bestaat slechts indien de totale tegenwaarde van alle dadelijk en op korte termijn opeisbare verplichtingen aanwezig is in de vorm van kasgeld. In de praktijk kan met een geringere, veilig te achten mate van liquiditeit worden volstaan (liquiditeitsreserve). Bij tijdelijke liquiditeitsproblemen van een individuele bank kan een beroep worden gedaan op andere banken of geldmarktinstellingen (via callgeld). Treden deze problemen op bij de gezamenlijke banken, hetzij in geval van crisis, hetzij seizoensmatig, dan zullen zij arrangementen met de centrale bank moeten treffen (herdisconto, belening of voorschotten in rekeningcourant).