v., het bewerken van dierehuiden en vellen tot leder.
De chemische bereiding van leder vindt plaats door middel van looiing. Hierbij wordt de huid gevrijwaard van bacterie-aantasting en wordt zij soepel gemaakt. Men onderscheidt drie hoofdbewerkingen:
1. het voorbereiden van de huid voor de looiing (de nathuid-bewerkingen);
2. de eigenlijke looiing;
3. de afwerking.
VOORBEREIDING
Reinigen geschiedt door de huiden en vellen in grote, draaiende cilindrische vaten te bewegen met veel water en daarna te spoelen, waardoor aanhangend vuil en een gedeelte van de oplosbare huideiwitten worden verwijderd. Na verwijdering van de overtollige veten vleesresten worden de huiden gezouten en op stapel gelegd. In tropisch gebied worden de huiden meestal niet gezouten, maar op ramen gespannen en in de buitenlucht gedroogd. Meestal voegt men bij dit conserveren een desinfectans toe om aantasting door bacteriën en insekten te voorkomen.
Weken gebeurt door het gedroogde huidenmateriaal te behandelen met een zwakke alkali-oplossing (soda, natriumsulfide, emulgatoren en daarna wassen).
Kalken, ontharen, ontvlezen. De huiden worden in een kalkmelkbad (meestal met natriumsulfide aangescherpt) gedraaid, wat voor de verschillende ledersoorten 1-2 dagen duurt. Daarbij worden de opperhuid, de haren en een gedeelte van de tussen de huidvezels liggende eiwitten opgelost en verwijderd. Vervolgens worden het onderhuidbindweefsel plus de vetresten van de vleeszijde machinaal verwijderd (ontvleesd). Daarna worden in sommige gevallen de dikke huiden, ten behoeve van dunne ledersoorten, (meestal in twee lagen) gespleten. De huid in ontvleesde toestand wordt bloothuid genoemd.
Ontkalken geschiedt door middel van verdunde oplossingen van zwakke, meestal organische zuren, of zuur reagerende zouten, die de kalk in de huid gemakkelijk omzetten in goed oplosbare kalkzouten, die met schoon water kunnen worden verwijderd.
Beitsen wordt uitgevoerd met enzymen uit de pancreas (alvleesklier) van koeien. Door dit beitsen worden huidvezelomkledende eiwitten en natuurvet aangetast, opgelost en verwijderd door spoelen met water. Gebeitste huiden leveren later een soepeler, taaier, elastischer leder.
Pikkelen is het doordringen van goed voorbehandelde bloothuiden met keukenzout en zwavelzuuroplossing van bepaalde sterkte. Hierdoor wordt een betere regulering van de hierop volgende looiing met mineraalzouten (chroom) verkregen. In gepikkelde toestand kunnen bloothuiden lange tijd opgeslagen worden b.v. in tonnen of pakken.
LOOIEN
Plantaardige looiing wordt toegepast bij zware ledersoorten (zool-, tuigen zuigerof manchettenleder); zij maakt het leder vast, hard en waterdicht. De geleidbaarheid voor warmte van plantaardig gelooid leder is minder dan van het chroomgelooide. Plantaardig gelooid leder kan in natte toestand niet schadeloos een hoge temperatuur 40-50 °C verdragen.
Zoolleder heeft normaliter 1,5 maand voor looiing nodig (vroeger 1—1,5 jaar), dunne vellen slechts enkele dagen. Versnelde looimethoden maken het mogelijk binnen twee weken van ruwe huid een gereed produkt te maken. De plantaardige looiing wordt dan voorafgegaan door een looiing met b.v. synthetische looistoffen. De snellooimethode vindt uitsluitend plaats in draaiende grote cilindrische vaten. De voornaamste plantaardige looistoffen worden meestal in poedervormige extracten geleverd.
Mineraal-, chroomlooiing wordt in hoofdzaak uitgevoerd met voornamelijk basische chroomzouten, soms met basische aluminiumof basische zirkoniumzouten. De laatste twee speciaal voor wit gelooid leder. Met de basische chroomcomplexzouten kan men de allerbeste ledersoorten bereiden. In hetzelfde pikkelbad worden de huiden zolang (8-10 h) in cilindrische vaten gedraaid met de chroomcomplexzouten tot de huiden geheel en al doordrongen zijn van de zouten en voldoende chroomzouten aan de huidvezels zijn gebonden. Na delooiingworden de huiden meestal gehalveerd over de ruggestreng en nog enkele dagen ter betere fixatie van de chroomzouten op een stapel gelegd. De gefixeerde vellen worden geperst en licht uitgerekt ter verwijdering van overtollig vocht en ongebonden chroomlooizouten.
Hierna worden de vellen (indien al niet eerder gebeurd) meestal in twee lagen gespleten (op de bandmessplitsmachine) m.n. in een laag waar de haarinplanttekening duidelijk zichtbaar is (volnerfleder) en een laag waarop aan de onderzijde de aderen en enig onderhuidbindweefsel duidelijk zichtbaar zijn (de split). Op de schaafmachine wordt het leder dan geëgaliseerd op gewenste dikte. Dit leder wordt door spoelen bevrijd van overtollige ongebonden zuren en zouten, en door een behandeling met een zwak alkalische oplossing van b.v. natriumbicarbonaat geneutraliseerd. Doordat het leder nu minder zuur is, kunnen de chemicaliën van het erop volgende verfproces (anilinekleurstoffen) dieper in het leder dringen. Na het verven wordt het leder gevet, veelal met in water oplosbaar gemaakte vetten. Het neutraliseren, verven en vetten vinden o.a. plaats in draaiende cilindrische vaten.
Na dit vetten worden de vellen glad weggelegd om kleurstof en vetstoffen beter aan het leder te binden. De volgende dag worden de vellen geperst, sterk uitgerekt en gladgezet (onder enige rek vlak gelegd). Soms wordt het leder dan nog gedroogd tot ca. 14 % vocht achterblijft,
1. door ophangen in verwarmde, geconditioneerde ruimten, ca. 5-8 h;
2. na op glazen ramen geplakt te zijn, 3-5 h;
3. onder vacuüm, na op verwarmde roestvaststalen tafels gelegd, licht uitgerekt en gladgezet te zijn, 3-8 min. Het gedroogde leder legt men 2-3 dagen op stapels. Daarna worden de vellen aan de vleeszijde besproeid met water en enkele uren weggelegd, zodat het vochtgehalte over de gehele dikte van het leder ca. 2224 % geworden is geworden. Hierna wordt het leder gestold, d.i. zacht gemaakt door stuiken en rekken op de stolmachine.
Na het stollen worden de vellen die lichte nerfbeschadigingen bezitten, met zeer fijn polijstpapier geschuurd, daarna ontstoft, met pluche borstels en spuitpistolen worden zeer dunne dekverflaagjes op het leder gebracht. De gedekverfde vellen worden daarna geperst met een gladde verwarmde plaat of met een plaat waarin een bepaalde tekening is gegrift (geprent). Vervolgens wordt op deze dekverflaag aangebracht een kleurloos onderhoud-slijtlaagje, bestaande uit nitrocelluloselak of polyrethaanlak, die hoogglanzend of gematteerd kan zijn.
Synthetische looiing. De synthetische looistoffen leveren in het algemeen een bijna lichtecht en bijna wit tot zeer lichtgeelbruin Ieder. Worden ze alléén gebruikt, dan leveren ze vaak een leeg en enigszins dor aanvoelend leder, maar in combinatie met goede plantaardige looistoffen geven ze zeer goede resultaten en kunnen dan een zeer groot gedeelte van de plantaardige looistoffen vervangen. De looiing met synthetische looistoffen vindt bijna uitsluitend plaats in draaiende cilindrische vaten. Vet- of zeemlooiing wordt bijna uitsluitend toegepast voor de bereiding van zeemleder en dan tegenwoordig bijna altijd na een voorafgaande zeer zwakke looiing met een kleine hoeveelheid (1-2 % berekend op blootgewicht) formaline of met glutaraldehyde of dialdehyde. De bloothuiden van gepikkelde wolschapevellen worden sterk gezwollen door uitspoelen van het zout en door extra aanzuren met zwavelzuur. Na dit zwellen worden ze gesplitst in een zuiver nerfdeel (skiver) en de overblijvende grove vezellaag (lining).
De skiver wordt in gepikkelde toestand verkocht. Deze lining wordt weer ontzwollen, geneutraliseerd, met krijt of/en natriumbicarbonaat, ontvet en daarna voorgelooid met formaline. Na de formaline-looiing worden de vellen geperst tot een vochtgehalte van ca. 50 % en nu in grote cilindrische vaten, waarin vochtigheid en temperatuur kunnen worden ingesteld, ca. 24 h gedraaid met ca. 40 % (op gesplit-gewicht berekend) walvisof robbetraan of een combinatie daarvan. De looiing vindt plaats door binding van de oxyvetzuren in de tranen aan de aminogroepen van de huidvezels. Nadat de vellen enkele dagen na de looiing op een stapel hebben gelegen, worden ze door wassen met een zwakke soda-oplossing, spoelen en persen bevrijd van nog ongebonden traan en het overtollige vocht. Vervolgens wordt het zeemleder in geconditioneerde vaten gedroogd en zacht gemaakt door kneden (millen).
De vellen worden aan beide zijden geschuurd op een wiel voorzien van amarilpoeder met bepaalde korrelgrootte. Tot slot worden de vellen uitgerekt, in een bepaalde vorm gesneden en gesorteerd (zeemlappen).
Formaline- of formaldehydelooiing. De voorbehandelde ontkalkte bloothuiden of -vellen worden in een bad gebracht met 5—10 % formaline, en hiermee ca. 1 dag bewogen in cilindrische vaten. Bij de looiing stelt men dan de vloeistof en de vellen in tot neutraal of licht alkalisch, meestal met natriumbicarbonaat. In dit zwak alkalische milieu vindt de binding plaats tussen het formaldehydegas, dat in de vloeistof is opgelost, en de huidvezeleiwitten. Na de looiing wordt het leder afgeperst, bevrijd van overtollig vocht, gevet met bijna kleurloze en lichtechte vetten, zoals geëmulgeerde ricinusolie en kokosnootvet. Na het fixeren van deze vetten aan de huidvezels wordt het leder langzaam gedroogd, gestold, aan de vleeszijde geslepen, licht opgespannen, op droogramen gedroogd en gesorteerd naar kwaliteit en huidbeschadigingen.
De formalinelooiing wordt vaak toegepast voor het maken van wit of een licht geelwit, wasbaar handschoenenleder (voor zgn. wildlederen handschoenen). De formaldehydelooiing dient ook wel als vóórlooiing in combinatie met andere looistoffen (plantaardige en chroomzouten).