o.,
1. uit dierlijke huiden of vellen bereid produkt dat zodanig met behoud van de vezelstructuur door middel van chemicaliën is geprepareerd, dat het niet tot bederf overgaat: van leder maakt men schoenen; is dat leder ?; echt zacht, soepel, stug, blank, wit, rood, Brussels, Deens, gekorreld, geruit leder looien, touwen; als stof voor boekbanden: half leer (met lederen rug en hoeken); (zegsw.) zo droog, taai als -; (spr.) van (eens) andermans leder is het goed riemen snijden, het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over iets dat een ander toebehoort;
2. lederwerk: het leder aan die koffer is versleten; leer om leer, gelijk met gelijk (vergelden), (ook) lap om leer, sla je mij, ik sla je weer;
3. stuk van de genoemde stof;
4. voorwerp van deze stof; (sporttaal) voetbal; van leer trekken, het wapen uit de schede rukken; (ook) het spel beginnen (bij voetbal);
5. Engels -, soort van fijn en zeer dicht katoenen molton: een broek van Engels leder.
Leder wordt gemaakt van huiden (boven 15 kg, zonder hoeven, snuit en oren) of vellen (beneden 15 kg). De huiden na het villen noemt men vers of groen. Zij komen in de handel in gedroogde, gezouten, drooggezouten of gepekelde toestand. HERKOMST. De belangrijkste huiden en vele vellen komen van runderen, geiten, schapen, paarden, varkens, herten, antilopen, slangen en krokodillen. Inlandse huiden zijn afkomstig van runderen uit Europa; wildhuiden of exotische huiden zijn afkomstig van runderen buiten Europa, meestal van dieren die in grote kudden dag en nacht, en het gehele jaar door, buiten leven. Zware wildhuiden zijn geschikt voor zoolleder, terwijl inlandse huiden, fijner van structuur en nerftekening, beter geschikt zijn voor fijnere ledersoorten.
Wildhuiden zijn voornamelijk afkomstig uit Zuid-Amerika, Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Runderhuiden van het zeboetype (kipshuiden) komen tegenwoordig nog alleen in gepikkelde en chroomgelooide toestand uit India en Indonesië; zij geven relatief mooi en fijn leder: kipsbox. Geitevellen leveren een mooi, dun soepel, elastisch leder. Schapevellen kunnen zeer verschillend zijn in kwaliteit, grootte en nerftekening. Hoe fijner de wol, hoe slechter het vel en omgekeerd. De grote leveranciers zijn Australië, Nieuw-Zeeland, Afrika, Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika, Spanje en de Balkanlanden. Dierlijke huid vormt, na uiterlijke reiniging alleen en in vochtige toestand nog steeds een goede voedingsbodem voor bacteriën.
Goed gedroogd en droog bewaard is de huid jaren tegen bederf bestand. Wordt de huid plotseling boven bloedtemperatuur gebracht dan treedt verlijming op en is lederbereiding die noodzakelijk is om de huid blijvend tegen bederf te beschermen, niet meer mogelijk.
LEDERSOORTEN
Zoolleder is alle leder gebruikt voor loopzolen van schoenen. Het wordt bijna uitsluitend gemaakt van de ruggen van zware runderhuiden, soms uit die van karbouwhuiden (goedkoop zoolleder). Tegenwoordig worden de ruggen meestal voorgelooid met synthetische chroom-, of zirkoniumlooistoffen. Het oude kuipgelooide zoolleder met alleen eikeschors gelooid, komt weinig voor en wordt in enkele gevallen nog gebruikt voor het maken van orthopedische schoenen.
Bovenof overleder wordt gemaakt voor het bovengedeelte, de schacht, van schoenen. Het wordt voornamelijk gemaakt uit vellen van jonge dieren, omdat deze de minste nerf beschadigingen bezitten. Het is gelooid met chroomlooistoffen en vaak licht nagelooid met synthetische of plantaardige looistoffen. De licht nerf beschadigde vellen kunnen dan beter worden gepolijst of lichtgeslepen.
Voeringleder is meestal plantaardig gelooid schapeleder of leder van beschadigde geiteof kalfsvellen. Toepassing binnenbekleding van schoenen en damestassen.
Chevreau (kidleder) is een chroomgelooid geiteleder.
Peau de suède (suède) is een fijn leder van kalfs-, geite- of schapevellen dat aan de vleeszijde geslepen is en daardoor een fluwelig uiterlijk heeft.
Juchtleder is een zeer zacht, lenig, waterdicht sterk riekend leder.
Chagrinleder is plantaardig gelooid geite- of haar- of bastaard schapeleder, voorgeverfd met aniline verfstoffen in draaiend vat, overwegend zwart of donkerbruin van kleur en met een rimpelig nerfoppervlak.
nubuk, perkament, persians, poetsleder, -rundbox, saffiaanleder, voetballeder, wildleder.
GESCHIEDENIS
De Egyptenaren looiden 33 eeuwen geleden al met aluin. De Hebreëen ontdekten de plantaardige looiing met eikebast. Volgens Homeros (Ilias) maakten de Grieken reeds zeemleder met olie. In het plaatsje Pergamum werd 3000 jaar geleden al perkament gemaakt. De oudst bekende looierij in Nederland werd in nov. 1975 in ‘s-Hertogenbosch blootgelegd.
Zij dateert uit de 11e of 12e eeuw. De chroomlooiing werd in 1858 uitgevonden door Friederich L.Knapp. Bruikbaar leder met deze looistof werd in 1884 gemaakt door A.Schulz. De synthetische looistoffen werden door A. Stiasny in 1913 uitgevonden en vonden vanaf de jaren dertig de grootste toepassing.
LITT.J.W.Waterer, Leather in life and art and history (1927); J.A.Wilson, Modern practice in leather manufacture; H.Herfeld, Die Lederfabrikation (z.j.); W.B.van Herwijnen, Ledertechnologie (1956); W.B.van Herwijnen, Lederkennis (1966); T.C.Thorstensen, Pract. leather technology (1969); W.B.van Herwijnen, Kledingleder (1972); W.B. van Herwijnen, Meubelleder (1974).
GODSDIENSTGESCHIEDENIS
Leder was bij riten in een bepaalde cultuurperiode voorgeschreven: het dragen van dierehuiden of het zitten op een dierehuid, bij bepaalde ceremonies bij de Siberiërs, de Hindoes en de Indianen. De door het dier gesymboliseerde krachten zouden daarbij in de mens overgaan. Anderzijds was leder soms ook ten strengste verboden: hetzij omdat het van een dood of heilig dier afkomstig was, hetzij omdat het uit een te nabije cultuurperiode stamde.