(kuipte, heeft gekuipt),
I. (overg.) 1. vaten of tonnen vervaardigen, (abs.) het kuipersambacht uitoefenen; gekuipte mast, scheepsmast die is samengesteld uit verschillende naast elkaar staande en samen een rond geheel vormende stukken die met
ijzeren banden samengebonden worden;
2. in een kuip of kuipen leggen (ter bewaring of ter bewerking): het vlees —, in de kuip doen, inzouten;
II. (onoverg.) (fig.) heimelijke, ongeoorloofde of oneerlijke middelen aanwenden om zichzelf of anderen aan een ambt enz. te helpen of een tegenstander ten val te brengen; intrigeren, knoeien.