Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

krotopruiming

betekenis & definitie

v., opruiming van krotten, sanering.

(e) Krotopruiming is het afbreken van onbewoonbare woningen, waarvan de gebreken niet door het nemen van voorzieningen kunnen worden opgeheven.

Vrijwel alle ringen om de Ned. en Belg. binnensteden die in de 19e eeuw gebouwd zijn, komen in aanmerking voor krotopruiming. Deze voltrekt zich echter in veel te langzaam tempo, terwijl nieuwe wijken als paddestoelen uit de grond verrijzen. Het gevolg is, dat steden hun stedelijke sfeer verliezen en de ringen om de binnensteden een barrière vormen, die nadelig is voor de stadskernen. Krotopruiming als sociaal probleem dateert reeds uit de 19e eeuw. Een in 1853 door koning Willem III gelast onderzoek naar de huisvesting van de arbeidersklasse in Nederland bracht grote wantoestanden aan het licht (in Rotterdam o.a. eenkamerwoningen van 13 m3 voor 3—6 personen). Pas in 1901 werd de eerste Woningwet van kracht (belangrijke wijzigingen 1921, 1931 en 1941); in België de wet van 7.12.1953.

Deze voorzien in staatstoezicht op de volkshuisvesting. Bij gebleken ernstige tekortkomingen kan tot onbewoonbaarverklaring worden overgegaan. Ook ten behoeve van centrale voorzieningen of verkeersdoeleinden worden steeds meer oude woonarealen gesloopt en wordt de bevolking overgebracht naar nieuwe wijken (→stadssanering). Daar dit doorgaans ernstige consequenties heeft voor de betrokkenen en problemen oproept in het sociale, culturele en economische vlak, is deskundige sociale begeleiding (→maatschappelijk werk, →buurthuiswerk) en planning vereist. LITT: R.R.Koopmans, Krotopruiming en sanering in maatschappelijk perspectief (1968).

< >