v., verbetering van onbruikbare woningen in de stad.
ⓔ In de stad kan door veroudering, verval, congestie, armoede e.d. een toestand ontstaan, waarin de ruimtelijke en gebouwde omgeving niet meer in staat is aan de behoeften van de gebruikers te voldoen. Indien deze toestand niet opgeheven kan worden door economische, sociale en bouwkundige maatregelen van bewoners en gebruikers zelf (zelfregeneratie) moet de overheid maatregelen nemen, wat stadssanering heet. Specifieke begrippen zijn:
1. reconstructie, d.w.z. het realiseren van een nieuwe indeling van de stedebouwkundige structuur van een gebied door afbraak van bestaande bebouwing met het doel de infrastructuur en de sociaal-economische structuur te veranderen;
2. sanering (in engere zin), d.w.z. afbraak van de bestaande bebouwing met als doel nieuwe woningen te bouwen;
3. rehabilitatie, d.w.z. vernieuwing van de gebouwde omgeving met als doel het bestaande grondpatroon van de stedebouwkundige structuur te behouden en de woningen te bestemmen voor de huidige bewoners. Van belang voor stadssanering is dat de belangen van de betrokken partijen en het algemeen belang goed tegen elkaar worden afgewogen en dat de benadeelden zoveel mogelijk tegemoet gekomen wordt.
LITT. J. van der Venne, Regeneratie van de oude stad (1971); H.P. Bahrdt, Een leefbare stad (1972); H. Meinsma en C. van der Hoeven, Sociale aspekten van stadsvernieuwing (1973); J.D. Porteous, Environment and behavior. Planning and everyday urban life (1977).