m. (mv.), Gryllidae, een insektenfamilie behorend tot de rechtvleugelige insekten (Orthoptera).
(e) De krekels hebben lange, haarvormige sprieten. De achterpoten zijn springpoten. De voorvleugels zijn rechthoekig omgebogen, zodat zij de zijden van het achterlijf en de rug bedekken. Alleen de mannetjes kunnen sjirpen. Zij wrijven daartoe de vleugels over elkaar. De wijfjes bezitten een lange dunne legboor.
In Nederland en België komen slechts drie soorten voor: de kleine boskrekel (Nemobius sylvestris), de zwarte veldkrekel (Gryllus campestris en de huiskrekel (heempje, kriekske, iem, eimke, G. domesticus). De laatste huist in woningen en bakkerijen (op warme plaatsen); het is een naehtinsekt, waarvan de mannetjes door de vleugels over elkaar te wrijven het bekende gesjirp voortbrengen. Verwant aan de krekels is de veenmol, Gryllotalpa. Dit zijn plompe, bruine insekten, die als mollen in de grond leven en daartoe graafpoten bezitten. Veenmollen kunnen hierdoor schadelijk zijn in kweekbedden.