Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Krause

betekenis & definitie

Karl Christian Friedrich, Duits filosoof, *6. 5.1781 Eisenberg (Thüringen), ♱27.9.1832 München. Krause studeerde bij J.G.Fichte en F.Schelling te Jena.

Pogingen om hoogleraar te worden, mislukten. Hoewel hij gebukt ging onder de miskenning van zijn betekenis als filosoof en onder financiële zorgen, bleef hij bezield door grote idealen. Krause heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten, dat gedeeltelijk pas na zijn dood door zijn leerlingen werd uitgegeven. Een ruime verspreiding van zijn denkbeelden in Duitsland werd verhinderd door de talrijke neologismen die hij creëerde. In vertalingen van zijn werk werden deze veelal weggewerkt, wat het succes verklaart van zijn leer in Spanje. Krause, die zichzelf als de voltooier van Kants filosofie zag, karakteriseerde zijn systeem als een panentheïsme: alles is vervat in het ene Wezen dat God is.

Alles als zodanig te denken, kan gebeuren volgens een stijgende of een dalende lijn. Het stijgend gedeelte vertrekt van de onmiddellijke zekerheid van het ik. Dit ik blijkt een synthese (Vereinwesen) te zijn van geest en lichaam. Het lichaam behoort tot de natuur, die als een alle lichamelijke wezens omvattend oneindig individu wordt gedacht; de menselijke geest behoort tot een oneindig alle eindige geesten omvattend individu, dat omschreven wordt als het rijk van de geest of van de rede. Geest en natuur, die aan elkaar tegengesteld zijn en tevens met elkaar in wisselwerking staan, vragen om een eenheid in een beide omvattend geheel. Dat is God, die de hele werkelijkheid overstijgt, maar haar tevens omvat.

Het afdalend gedeelte begint met de aanschouwing van God. Deze wordt ontwikkeld in een grondwetenschap, die de principes vastlegt van alle andere wetenschappen, o.a. van de Vereinwesenlehre, de wetenschap van de wezens die een synthese zijn van God, rede en natuur. Synthese bij uitstek is de mensheid. Hierbij aansluitend ontwikkelde Krause een godsdienstleer, een zedenleer, een rechtsleer, een kunstleer en een theorie van de geschiedenis. Het ideaal om de hele mensheid tot eenheid te brengen, deed hem in 1805 aansluiting zoeken bij de Vrijmetselarij. Krause staat, mede door zijn gekunstelde terminologie, in de schaduw van de grote Duitse idealisten Fichte, Schelling en Hegel.

In Duitsland heeft vooral zijn rechtsleer invloed uitgeoefend (H.Ahrens); in België vond Krause een leerling in G.Thiberghien, hoogleraar te Brussel; J. Sanz del Rio voerde in Spanje het krausisme in, waar het uitgroeide tot een belangrijke filosofische en culturele beweging. Werken: Das Urbild der Menschheit (1811), Abriss des Systems der Rechtsphilosophie (1828), Vorlesungen über das System der Philosophie (1828), Vorlesungen über die Grundwahrheiten der Wissenschaft (1829). LITT. F.Conradi, K.C.F.Krauses Rechtsphilosophie (1938); F.Sassen, J.Nieuwenhuis en het krausianisme in Nederland (1954); J.Lopez Morillas, El krausismo español (1956).

< >