(krabbelde, heeft gekrabbeld), (onoverg.)
1. herhaaldelijk krabben, de nagels of een scherp voorwerp over iets heen halen;
2. met de benen spartelen; m.n. stumperig schaatsenrijden;
3. (ook overg.) haastig en bijna onleesbaar schrijven; met een paar lijnen, haastig tekenen.