v./m. (mv.), Corvidae, vogelfamilie, behorend tot de orde zangvogels.
(e) De kraaiachtigen omvatten 26 geslachten (103 soorten). Deze familie ontbreekt alleen op NieuwZeeland en op een aantal eilanden in de Grote Oceaan; verder is zij slecht vertegenwoordigd in Zuid-Amerika. De snavel is groot, iets gebogen, zijdelings afgeplat, en heeft scherpe randen. De voeten zijn krachtig, met vrije tenen en sterke nagels. De vleugels zijn tamelijk lang. Een stemorgaan (syrinx) is aanwezig, maar met weinig ontwikkelde spieren.
De meeste kraaiachtigen brengen onwelluidende, vaak krassende geluiden voort. Het zijn alleseters.
In Europa broeden 11 soorten, de →Vlaamse gaai, taigagaai, →notenkraker, →ekster, blauwe ekster, alpenkauw, alpenkraai, →raaf, →kraai, →roek en kauw. De taigagaai (Perisoreus infaustus) is een broedvogel van de naaldwoudzone van NoordEurazië en is in Nederland en België nooit met zekerheid vastgesteld. De blauwe ekster (Cyanopica cyanus) is in Europa een broedvogel van Spanje en Portugal. Deze soort heeft een opmerkelijk verspreidingsgebied, want zij komt verder alleen in China voor. Sommigen nemen aan dat de blauwe ekster in Europa is ingevoerd. Van de alpenkauw (Pyrrhocorax graculus) en alpenkraai (P. pyrrhocorax) zijn in Nederland en België nauwelijks waarnemingen bekend.
In Europa is het broedgebied van de alpenkauw beperkt tot de gebergten van Middenen Zuid-Europa. Het verspreidingsgebied van de alpenkraai is ruimer: deze soort komt ook voor aan de kust van Frankrijk (Bretagne), Engeland, Wales, Schotland en Ierland.