v./m. (-s, -n), 1. het graveren in koper; 2. gegraveerde koperen plaat of afdruk van zodanige plaat (e).
(e) In de koperen plaat worden met een burijn (een spitse beitel met een driehoekige doorsnede) gootvormige lijnen gegrift. De lijnen worden voorzien van inkt, de overtollige inkt wordt van de plaat gewist, en vervolgens wordt de voorstelling door middel van een drukpers op papier af gedrukt. Een kopergravure kan men herkennen aan de plaatrand (de ‘moet’) in het papier, ontstaan door de sterke druk die uitgeoefend wordt op de plaat. Voordelen van de kopergravure zijn: 1. de fraaie, heldere lijn; 2. het vrij grote aantal afdrukken dat men van een plaat kan maken. Een nadeel is dat de kopergravure geen mogelijkheid tot het aanbrengen van tussentonen laat, en het graveren een moeizame en veel scholing eisende techniek is.
De kopergravure is ca. 1430 in Duitsland ontstaan, waarschijnlijk in de goudsmidsateliers. Enige anonieme Duitse meesters, zoals de Meester van de Speelkaarten en de Meester E.S., hebben de basis gelegd voor een belangrijke school van graveurs. In de 15e eeuw was een der grote meesters Martin Schongauer. Als leidende figuur werd hij opgevolgd door Albrecht Dürer. Andere belangrijke graveurs waren Baldung Grien, Cranach en de →Kleinmeister. In de loop van de 16e eeuw werd de kopergra zure echter verdrongen door de →ets. Na 1600 kende Duitsland geen werkelijk grote kopergraveurs meer.
Ook in de Nederlanden ligt de grootste bloeiperiode in de 15e—16e eeuw. Meester I.A.M.van Zwolle, Alart du Hameel, Lucas van Leyden en Cornelis Cort zijn de belangrijkste kunstenaars. In de loop van de 16e eeuw werd de kopergravure hier steeds meer gebruikt om tekeningen en schilderijen te reproduceren, zoals dat veel gedaan werd door de gebroeders Wierix en de families De Passe en Sadeler. Rubens had een groep graveurs in dienst. Ca. 1600 zorgden de graveur Hendrick Goltzius en zijn leerlingen Matham, Muller en Saenredam voor een opleving van de techniek, die niettemin werd verdrongen door de ets. In de 20e eeuw trachtte Kuno Brinks zonder veel succes de kopergravure weer populair te maken.
Ook in Italië speelde de kopergravure in de 15e16e eeuw een belangrijke rol. Florence kende al zeer vroeg een school van graveurs, maar het centrum lag vooral in het noorden met grote kunstenaars als Mantegna, de’ Barbari, Campagnola en Marcantonio Raimondi. De belangrijkste Franse graveurs waren Jean Duval in de 16e en Robert Nanteuil in de 17e eeuw.
Machinale gravuredruk wordt nog toegepast bij de vervaardiging van bankbiljetten. De oude handtechniek van de kopergravure werd ca. 1850 verdrongen door de galvanoplastiek. LITT: M.Geisberg, Die Anfänge des Kupferstichs (1923); H.van Kruiningen, Techniek van de grafische kunst (1966).