deel van het Ned. privaatrecht (handelsrecht) dat in 1838 afzonderlijk, buiten het →Burgerlijk Wetboek gecodificeerd werd (sindsdien herhaaldelijk gewijzigd) en de bepalingen omtrent de koophandel omvat. De verdeling van de burgerrechtelijke stof over twee wetboeken was nooit gebruikelijk geweest.
Hugo de Groot (*1583, tl645) behandelde in zijn Inleijdinghe tot de Hollandsche rechtsgeleertheijdt (1631) de verbintenissen van Romeinsrechtelijke en van middeleeuwse oorsprong (assurantie, wissel, zeevervoer e.a.) door elkaar. De splitsing was het gevolg van de van 1811 — 14 geldende Franse Code Civil en Code de Commerce, waarvan men de structuur overnam. Aangezien kooplieden geen afzonderlijke groep meer vormen, is iedere grond voor een dergelijke splitsing weggevallen. Het handelsrecht zal dan ook verdwijnen naarmate het nieuwe BW wordt ingevoerd.