v., 1. het voeden van het konijn (e); 2. het voedsel (e).
(e) Het konijn is een herbivoor en daarom zijn groenvoer, granen en hooi zeer geschikt voedsel. Ook volledige korrelvoeders of pellets komen in aanmerking. In de commerciële konijnenhouderij wordt bijna uitsluitend gebruik gemaakt van deze pelletvoeders.
Het spijsverteringskanaal van het konijn is relatief lang. Evenals bij de knaagdieren is de blinde darm tamelijk groot. Daarin vindt de microbiologische vertering van cellulose plaats. Hierbij worden eiwit ten en vitaminen (B en K) gesynthetiseerd.
De voedingsbehoeften zijn afhankelijk van de leeftijd en het ras. Behalve jonge dieren en voed sters worden konijnen bij voorkeur gerantsoeneerd gevoerd met als gemiddelde 40—45 g korrelvoer per kg lichaamsgewicht. Water moet altijd volop ter be schikking staan. Als gemiddelde norm geldt voor de behoefte aan diverse voedingsmiddelen voor ruw eiwit 15—20 %, ruw vet 2—3 % en ruwe celstof 15 — 25 % van de droge stof. Wat de mineralen en vitami Willem A.van Konijnenburg: ‘De her ten’, 1898 (Rijksmuseum KröllerMiil ler, Otterlo). Artikel p.425 nen betreft zijn de behoeften vergelijkbaar met die van de andere diersoorten, met een enkele uit zondering.
Met name de behoefte aan kalium is aan zienlijk groter (0,6 %). Behalve de reeds genoemde vitaminen B en K wordt ook vitamine C door het konijn gesynthetiseerd. [L.F.M.van Zutphen] LITT: Nutriënt requirements of rabbits (1966).