Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

koelie

betekenis & definitie

[Mal., huur, gehuurde], m. (s),

1. gehuur de, gekleurde arbeider, dagloner, sjouwer, m.n. voor de fabrieken, plantages, mijnen enz. in vm. Ned.Indië, in het algemeen in de tropen(e);
2. (fig.) loonslaaf;
3. (scheldwoord) stommeling.

(e) Het begrip koelie had in het algemeen betrekking op alle personen uit Zuid, Oost en ZuidoostAzië, die in tropische en subtropische koloniale landen op een agrarisch of industrieel grootbedrijf als daglo ners werkzaam waren. Zij behoorden tot de plaatse lijke bevolking of werden elders geronseld. Door dit laatste kwamen vaak massale verplaatsingen voor (b.v. van Madras naar Ceylon, Birma en Malakka, van China uit naar alle delen van de Indonesische Archipel, Voor en AchterIndië). De werving van koelies begon in 1843 op Mauritius, weldra gevolgd door Brits WestIndië. In het vm. Ned.Indië werd de koelie belangrijk toen de Europese cultuuron dernemingen zich in de buitengewesten gingen vestigen.

Aanvankelijk betrof het Chinese, later steeds meer Javaanse werkkrachten. Ook in Surina me werden de uit China, India en Java aangevoerde contractarbeiders koelie genoemd.

LITT. L.H.Huizinga, Het koeliebudgetonderzoek op Java in 193940 (1958).

< >