Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

knik, diverse

betekenis & definitie

m. (ken),

1. gedeeltelijke breuk, knak: die steel heeft een —, een valse —, lusvormige ombuiging;
2. (g. mv.) het bezwijken van een op druk belast element, onderdeel e.d. door instabiel zijdelings uitbuigen (e); slanke kolommen moeten op — berekend worden;
3. plotselinge richtingsverandering in een lijn of oppervlak, hoek; oneffenheid, kuil in een rijweg;
4. beweging met het hoofd, m.n. ten te ken van toestemming, goedkeuring of begroeting: op een verkoping geeft de bieder vaak door een — te kennen, dat hij het bod verhoogt; een goedkeurend knikje.

(e) Wanneer een rechte staaf, waarvan de lengte (l) ten opzichte van de oppervlakte (A) van een con stante dwarsdoorsnede groot is, door een in haar as (centrisch) werkende kracht (F) op druk wordt belast, zal behalve de drukspanning σd = F/A, ook bij volledige homogeen materiaal, een buigspanning kunnen optreden, omdat in werkelijkheid nooit een zuiver centrische belasting mogelijk is, maar altijd (soms als gevolg van een door trillingen veroorzaak te verplaatsing) een buigend moment op de staaf werkt. Vermeerdert men de drukspanning voort durend, dan zal de staaf bezwijken bij een bepaalde last Fkn, die kleiner is dan het produkt van A en de drukbreukspanning σdg dus: Fkn→Aσdg.

Deze last, waaronder de staaf na voorafgaand uit knikken bezwijkt, noemt men de kniklast en de daarbij optredende gemiddelde spanning, Fkn/A = σkn, de knikspanning. Het verhoudingsgetal van breukdrukspanning en breukknikspanning: σdg/σkn = ⍵, heet knikcijfer (knikcoëfficiënt) en groeit aan met een toenemende slankheidsgraad; dit getal is voor verschillende slankheidsgraden voor diverse materialen op grond van proefnemingen vastgesteld. Met behulp van dit knikcijfer kan nu een op knik belaste kolom berekend worden door de belasting F die op de kolom te verwachten is, te vermenigvuldigen met ⍵ en dan de kolom zuiver op druk te berekenen, waarbij (⍵F)/A≦σd. Om ⍵ op te zoeken, moet echter eerst A voorlopig vast gesteld worden, om daaruit de slankheidsgraad A = l/i op te zoeken. Hierin is de traagheidsstraal i = √ (J/A), waarin J het kleinste traagheidsmoment is van de doorsnede ten opzichte van een as door het zwaartepunt gaande. Deze berekeningsmethode heet de omegamethode.

De wiskundige Euler heeft het knikprobleem uitvoerig bestudeerd en voor de verschillende inklem mogelijkheden van de knikstaaf bijbehorende be rekeningsformules bepaald. Deze formules hebben slechts geldigheid indien de slankheidsgraad λ>𝜋√(E/σp) waarin 𝜋 = 3,14...; E = de elasticiteitsmodulus van het materiaal en op de proportionaliteitsgrens. Voor het nieteulerse gebied maakt men gebruik van de formule van Von Tetmajer crkn = (3100 — 11,4λ) kgf/cm2 (geldig voor lO≧λ ≧ 105). 1 kgf/cm2 = ca. 0,1 N/mm2.

< >