m. (sen),
1. gezouten en daarna gedroogde vis (e);
2.→vlindervis.
(e) Voor klipvis werd gewoonlijk kabeljauw, maar ook lom en leng gebruikt. De vis werd gedurende 78 weken op klippen te drogen gelegd. Elke avond, maar ook bij regen of felle zon moesten de vissen worden verzameld. Later ontstonden drogerijen waarin veel economischer kan worden gewerkt.