v., (ook: fotochromasie), de relatieve gevoeligheid van fotografische materialen voor kleuren.
(e) De gevoeligheid voor licht bij de zilverhalogeniden, die in het merendeel van de gevallen worden gebruikt als lichtgevoelige stof in fotografische lagen, is niet gelijk voor alle soorten licht. Een laag die uit gelatine en zilverbromide bestaat blijkt b.v. uitsluitend gevoelig voor het kortgolvige licht van blauw tot ultraviolet. Door →sensibilisatie met zeer geringe hoeveelheden speciale kleurstoffen kan de laag een gevoeligheid verleend worden voor een of meer van andere spectrumkleuren, tot infrarood toe. Een aldus ook voor geel en groen gevoelig gemaakte laag wordt orthochromatisch genoemd (‘ortho-emulsie’). Heeft men een gevoeligheid gegeven voor alle zichtbare kleuren, dus naast de natuurlijke gevoeligheid voor blauw en violet ook voor geel, groen en rood, dan spreekt men van een panchromatisch gevoelige laag (‘panemulsie’). De mate van kleurgevoeligheid is binnen bescheiden grenzen regelbaar; een laag met overdreven roodgevoeligheid (superpan) maakt korte belichtingstijden mogelijk bij gloeilamplicht (dat een overmaat aan oranje en rood uitstraalt).
Een laag die voor infrarode (dus warmtestralen is gesensibiliseerd (veelal voor wetenschappelijke doeleinden) dient zo koel mogelijk gehouden te worden en in de koelkast te worden bewaard. De natuurlijke gevoeligheid voor blauw tot ultraviolet elimineert men door op het objectief een infrarood filter te plaatsen (zeer diep rood, ‘op zwart af), dat het kortgolvige licht niet doorlaat. Dit materiaal wordt o.a. toegepast bij militaire verkenning en lichtverkenning en voor geografische opnamen over grote afstanden en door nevels heen. Langs zuiver fotografisch-mechanische weg kan de kleurgevoeligheid van een laag worden geregistreerd in een wigspectrogram, dat de golflengten aangeeft en de mate van gevoeligheid voor die golflengten.