(klepperde, heeft geklepperd), (onoverg.)
1. een telkens herhaald of gedurig kleppend geluid laten horen of voortbrengen: de deur, het raam kleppert; klepperende muiltjes; de ooievaar kleppert; (fig.) snateren, babbelen;
2. met kleppers spelen;
3. gestadig kleppend heen en weer gaan of doen gaan: klepperende vleugels; met de vleugels —; 4. snel of wel moeizaam lopen: door de modder -.