Wat is de betekenis van Klepperen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Klepperen

(klepperde, heeft geklepperd), 1. een telkens herhaald of gedurig kleppend geluid doen horen of voortbrengen: de deur, het raam kleppert; klepperende muiltjes; de ooievaar kleppert; — (gew.) klappertanden: klepperen van de kou-, — (fig.) snateren, babbelen; — 2. met kleppers spelen; 3. gestadig Meppend heen e...

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

klepperen

1) (19e eeuw) (inf.) babbelen, kletsen. 'Klepperen als een ooievaar'. • ... die vooral met onvermoeide kaken kletsen en kwebbelen en klepperen over andere zich vervelende pensionnaires,... (Louis Couperus: De zwaluwen neer gestreken. 1993) • In een interviewtje kleppert hij dat Brouwers zijn opmerking slaakte omdat Brouwers ‘blijkb...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klepperen

klepperen - Werkwoord 1. voortdurend een kleppend geluid maken Woordherkomst (freqtt) kleppen met het achtervoegsel -er

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

klepperen

klepperen - regelmatig werkwoord uitspraak: klep-pe-ren 1. heen en weer gaan en een klepperend geluid maken ♢ er staat voortdurend een deur te klepperen Regelmatig werkwoord: klep-pe-ren ik klepper ...

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Klepperen

v., klapperje; (v. e. deur), klikkerje, slaen; (van ooievaar), klapperje, klaphalzje.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

klepperen

klepperde, h. geklepperd (aanhoudend een kleppend geluid maken); de molens klepperen; dat open luik staat te klepperen; ooievaars klepperen.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

klepperen

('kleppərən) (klepperde, heeft geklepperd) [Iter. kleppen] I. aanhoudend een klappend geluid maken : de molens -; dat open luik staat te -. 2. met een → klepper (II) geluid maken. 3. → kleppen (4).

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

klepperen

(klepperde, heeft geklepperd), (onoverg.) 1. een telkens herhaald of gedurig kleppend geluid laten horen of voortbrengen: de deur, het raam kleppert; klepperende muiltjes; de ooievaar kleppert; (fig.) snateren, babbelen; 2. met kleppers spelen; 3. gestadig kleppend heen en weer gaan of doen gaan: klepperende vleugels; met de vleugels —; 4....

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Klepperen

KLEPPEREN, (klepperde, heeft geklepperd), met kleppers (le art.) een klappend geluid maken; — met den bek, met de vleugels kleppen (als de ooievaars); — (gew.) klappertanden klepperen van de kou. KLEPPERING, v. het klepperen.