(Lat: Asia Minor), oude naam voor het Aziatische deel van Turkije. Reeds in het Paleolithicum was Klein-Azië bewoond.
In het Neolithicum ontwikkelde zich plaatselijk een hoge cultuur, met stedelijke nederzettingen in het 7e millennium v. C., zoals te →Catal Hüyük in de vlakte van Konya, en vanaf het 6e millennium v.C. in plaatsen als Hacilar (in het zuidwesten bij Burdur), Mersin en Tarsus (Gözlükule). Deze ontwikkeling zette zich regionaal voort tijdens het Chalcolithicum. Al deze culturen stonden niet geïsoleerd; er waren contacten met Mesopotamië en Syrië en uitstralingen naar de Balkan, Griekenland en Kreta.Ca.3000 v.C. begon de vroege bronstijd, die in dit gebied met zijn rijke ertsen en metaalnijverheid nieuwe ontwikkelingen inluidde. Troje (laag 1—5) hoort in deze periode thuis, alsmede Beycesultan (laag 19-6). Dichtbevolkt was de vlakte van Konya, met Karahüyük. Alaca Hüyük was het centrum van een belangrijk vorstendom, vooral bekend om de 13 koningsgraven, met indrukwekkende vondsten van edelsmeedkunst met metaalnijverheid. Ten zuiden van de Halys lag Kanisj, een belangrijke stad.
Over de bevolking is in deze periode historisch gezien weinig bekend. In ieder geval woonden in Centraal-Anatolië de →Hattiërs. Hettieten behoorden tot de Indo-europese immigranten, die ca.2000 v.C., vermoedelijk uit het oosten, Klein-Azië binnendrongen. Hun machtsontplooiing begon in de 19e eeuw v.C., terwijl het rijk ca.1200 v.C. tot een einde kwam door de aanvallen van de →Zeevolken, het binnendringen van stammen als de Frygiërs (→Frygië), Lydiërs (→Lydië) en door economische crises. Ook Troje ging in die periode ten onder. In het begin van het eerste millennium traden de Frygiërs rond de stad →Gordion, en in de 7e-6e eeuw de Lydiërs op de voorgrond.
De westkust werd vanaf ca.1200 v.C.-1000 v.C. in toenemende mate bevolkt door Grieken: Aeoliërs, Ioniërs, Doriërs. In de 8e eeuw v.C. kwamen daar veel Griekse stadstaten tot bloei. Rond het Van Meer, in een gebied dat zich thans uitstrekt over het grensgebied van Turkije, Georgië en Iran, kwam in de 9e eeuw v.C. het rijk →Oerartoe tot grote bloei. Dit rijk, dat tegen het einde van de 7e eeuw ten onder ging, muntte uit in vestingbouw, metaalnijverheid en irrigatie. Oost-Anatolië raakte in de tweede helft van de 7e eeuw, tot aan de Halys toe, in de macht van de →Meden. Na ca.560 v.C. namen de →Perzen de macht van de Meden over; in 546 v.C. veroverden zij ook West-Klein-Azië: het Lydische Rijk (→Sardes) met inbegrip van de Griekse steden.
Deze steden kwamen van 499 v.C.—494 v.C. vergeefs in opstand tegen de Perzen, wat de aanleiding werd tot de Perzisch-Griekse Oorlog van 491 v.C. 479 v.C., die de Griekse steden in de Atheense invloedssfeer bracht. De rest van Klein-Azië (en van 386 v.C.-334 v.C. ook weer de Griekse steden) bleef Perzisch. In 334 v.C. veroverde Alexander de Grote Klein-Azië, dat in de diadochenoorlogen (→diadochen; 323—281 v.C.) versnipperd raakte in een reeks kleine staten, vrije steden en een deel van het Seleukidenrijk. Van die kleine staten werd begin 2e eeuw v.C. (188 v.C.) →Pergamon belangrijk door de steun van de Romeinse bondgenoot tegen de Seleukiden. In 133 v.C. vermaakte de laatste koning van Pergamon, Attalos III, zijn rijk per testament aan Rome, dat er de prov. Asia van maakte, die werd uitgebuit en in 88 v.C. in opstand kwam op instigatie van Mithridates VI van Pontus.
Deze moest het afleggen tegen Rome, waarna Klein-Azië definitief in Romeinse handen was. Het werd verdeeld in een aantal provincies en vazalstaten. KleinAzië had te lijden van de Romeinse burgeroorlogen, maar kende onder het keizerrijk een grote bloei en een rijk (hellenistisch) cultureel leven, vooral in de 2e eeuw n.C. De bloei duurde, zij het in mindere mate, voort tot in de Byzantijnse tijd, toen KleinAzië lange tijd (8e-11e eeuw) kernland en ruggegraat van het →Byzantijnse Rijk was.
In de 4e—5e eeuw en ook nog wel daarna, lagen in Klein-Azië centra van christelijke theologie en cultuur en werden in Klein-Azië grote concilies gehouden (Nicea, 324; Chalkedon, 451). In de tweede helft van de 11e eeuw (1071, Slag bij Manziker) raakten Oosten Midden-Anatolië in handen van de Seltsjoeken, die er het sultanaat van Iconium of Roem stichtten en in Klein-Azië de islam en de Turkse taal brachten. Dit proces werd verhaast toen na 1300 geheel Klein-Azië in handen van de Osmaanse Turken viel, werd echter in 1922—23 pas voltooid met de verjaging van de Grieken van de westkust (1922—23) en met de verdrijving of eliminatie van de meeste Armeniërs uit het oostelijke deel.
Na de 11e eeuw raakte in de meeste delen van KleinAzië de landbouw in verval, en na de ontdekkingen van de 15e-16e eeuw ook de handel (dwars door Klein-Azië heeft duizenden jaren lang een zeer belangrijke oost-west-karavaanroute gelopen, en rondom Klein-Azië liepen routes van zeehandel). LITT. A.Goetze, Kleinasien (in: Handbuch der Altertumswissenschaft, 2e dr. 1957); U.Bahadir Alkim, Anatolien i (in: Archaeologia Mundi, 1968); H.Metzger, Anatolien n (1970); G.E.Bean, Kleinasien. Studien(reise)führer zu den klassischen Statten (1969—74); E.Akurgal, Ancient civilizations and ruins of Turkey (1973); J.Mellart, The Neolithic of the Near East (1975); K.Bittel, Die Hethiter. Die Kunst Anatoliens, 3. —l.Jahrh. v.C. (1976).