Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

klappen

betekenis & definitie

(klapte, heeft geklapt),

1. een klap, een klappend geluid geven: het zeil klapt; zoenen, dat het klapt, duchtig zoenen, zodat men het hoort; het — van de zweep kennen, er alles van weten, goed op de hoogte zijn met iets; in de ijzers —, gebrek in de gang van een paard, t.w. als de achterijzers tegen de voorijzers aanslaan (e);
2. (gemeenz.) uiteenspringen, barsten, ontploffen: in elkaar —, het opgeven of begeven;
3. een opeenvolging van geluidgevende slagen geven: in de handen —; de deur staat te —;
4. druk babbelen, snateren;
5. zeggen, vertellen wat geheim is of moest blijven, verklappen: uit de school —.

(e) Door het klappen in de ijzers kunnen kneuzingen ontstaan. Bij elk paard dat klapt in de ijzers hoort men een klappend geluid. De oorzaak kan gelegen zijn in de bouw van het paard, in vermoeidheid of slapte, in foutief of verwaarloosd beslag. Men kan het corrigeren door een bepaald beslag.

< >