(kiemde, is gekiemd), (onoverg.) 1. (van zaden) uitkomen, ontspruiten, kiem zetten (→kieming): deze zaden — al; voor de bierbereiding laat men de gerstkorrels in de moutkelder —;
2. uit de kiem opgroeien;
3. (fig.) ontstaan en opschieten, beginnen te groeien.