o. (-ken), het vaste gedeelte van het verticale staartvlak van een vliegtuig.
(e) Het kielvlak dient om het vliegtuig de benodigde richtingsstabiliteit te verschaffen; het daarachter geplaatste, eveneens verticaal geplaatste richtingsroer, dient voor de richtingsbesturing (afb.). Zodra een vliegtuig een draaiing om de topas uitvoert, ontstaat op het kielvlak een luchtkracht die het vliegtuig weer in zijn oorspronkelijke stand tracht terug te brengen. Het kielvlak werkt dus als een soort windvaan.