v./m. (-en, in technische taal ook -s), 1. uit afzonderlijke, om elkaar beweegbare of draaibare delen bestaand, al of niet eindloos, verbindingsmiddel, voor het overbrengen van trekkrachten (e), keten: de — van een anker, van een lier; een toegang met een — afsluiten; de — op de deur doen, aan de voordeur van binnen een ketting zó bevestigen, dat hij slechts op een kier open kan; hij is van de —, uitgelaten van vreugde; een schip aan de — leggen, het bij wijze van gerechtelijk beslag aan een ketting vastleggen; (zegsw.) op de — springen (voor iemand), in het geweer, in actie komen (ten behoeve van iemand);
2. als sieraad, bestaande uit fijne schalmen van kostbare stof: een — van bloedkoralen met gouden slot;
3. meetketting;
4. (weverij) de draden die in de lengterichting van een weefsel lopen, kettingdraden, schering: de — opbomen; enkele, dubbele —
(e) Kettingen worden o.a. gebruikt voor het opheffen van lasten, voor het vastleggen van schepen aan ankers en voor transportdoeleinden. Van schalmkettingen worden de samenstellende delen, de schalmen, vervaardigd uit taai randstaal, dat gebogen wordt en na het inhangen van de tweede schalm gelast. Gewalste kettingen worden uit een staaf van kruisvormig profiel zodanig gewalst, dat binnen elke schalm nog een dunne plaatvormige materiaalschijf overblijft, zodat de schalmen nog aan elkaar verbonden zijn. Door uitponsen wordt het overtollige materiaal verwijderd, waarna door persen en stuiken aan de schalmen de normale vorm gegeven wordt. Deze kettingen zijn sterker dan gelaste. Damkettingen zijn sterker dan gewone kettingen, omdat de lange stukken der schalmen versterkt zijn door een dam (‘mannetje’) en daardoor minder doorbuigen.
De toelaatbare belasting van een niet versleten, gewone ketting wordt bepaald naar de materiaaldikte van de schalmen. Een damketting kan 40 % zwaarder belast worden dan een schalmketting. Geheel buigingsvrij zijn de schalmen van de gallse kettingen. Deze bestaan uit plaatjes, door ronde stalen bouten verbonden. Deze worden o.a. gebruikt bij kranen en voor overbrenging van bewegingen. De busketting bestaat uit binnenen buitenschalmen waartussen een bus door middel van een geklonken pen is gemonteerd.
Deze rollenkettingen zijn b.v. één-, twee(duplexketting), of drierijig (triplexketting) uitgevoerd. De rollenketting wordt door kettingwielen aangedreven; de steek van twee opeenvolgende rollen dient nauwkeurig met de steek van de tanden van het kettingwiel overeen te stemmen: aandrijfketting voor machines, motoren en fietsen. Bij de rollenketting is een draaibare gehard-stalen rol om de pennen van een busketting gemonteerd. Bij de tandketting zijn de schalmen van tanden voorzien. In het midden bevindt zich een bredere schalm ten behoeve van een goede geleiding.
Ten opzichte van kabels hebben kettingen het nadeel dat zij zonder voorafgaande waarschuwing breken. Door het gebruik wordt het materiaal harder (vergelijk koudwalsen), periodiek uitgloeien is noodzakelijk. Een gekalibreerde (schalm)ketting is een ketting, waarvan de schalmen bij de produktie nauwkeurig even lang zijn gemaakt door rekken of stuiken. Gekalibreerde kettingen zijn nodig bij het gebruik van kettingwielen. Transportkettingen kunnen zodanig zijn ingericht dat bakjes aan de schalmen zijn bevestigd, die de te vervoeren stoffen opnemen. In dit geval wordt de ketting door goten getrokken, die de bodem van de schalmruimte vormen.