Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kettervervolging

betekenis & definitie

v. (-en), in de geschiedenis van het christendom (de gerechtelijke en/of gewelddadige) vervolging van aanhangers van sekten en in het algemeen van niet orthodox geachte christenen.

(e) Oorspronkelijk was de zorg voor de geloofszuiverheid toevertrouwd aan de bisschoppen. De terechtstelling in 385 van de wegens ketterij veroordeelde Spaanse theoloog →Priscillianus werd door de meeste bisschoppen afgekeurd. Augustinus keurde dwangmaatregelen goed, maar niet de doodstraf. In de vroege middeleeuwen gebeurde de bestraffing van ketters dikwijls door de vorsten of door het volk, soms tegen de wil van de bisschoppen. Vanaf het midden van de 12e eeuw werd de kettervervolging algemeen goedgekeurd, vooral vanwege de opkomst van de →katharen, die als een gevaar voor de maatschappij werden beschouwd. De vorsten legden hierbij meer strengheid aan de dag dan paus en bisschoppen. In 1184 werd de bisschoppelijke, in 1231–32 de pauselijke →inquisitie ingevoerd ter vervolging van ketters.

Waar de Reformatie de overhand kreeg, verdween de vervolging niet altijd. De terechtstelling van de arts Michel Servet (1553) in het Genève van Calvijn werd door de lutheraan Melanchthon geprezen. Daarentegen kwamen vervolgde sekten als wederdopers, doopsgezinden, socinianen en unitariërs voor vrije geloofsuiting op, maar ook strenge Engelse dissenters als Cromwell en Milton en groepen als de latere quakers.

In de Noordned. Republiek verwierp de Gereformeerde Kerk het recht andere godsdienstvormen of afwijkende leerstellingen openlijk te belijden; het staatsgezag moest de ware godsdienst beschermen (art. 36 Ned. Geloofsbelijdenis, 1619). De remonstranten zijn dan ook een aantal jaren als ketters vervolgd. Na het begin van de 17e eeuw heerste echter een betrekkelijke verdraagzaamheid, te danken aan stadhouder Frederik Hendrik en vooral aan de ruime inzichten van de meeste regenten tegenover het drijven van de gereformeerde predikanten.

In de 18e eeuw kwam in West-Europa (in Zuiden Oost-Europa in de 19e–20e eeuw) een praktisch einde aan de kettervervolgingen. De voornaamste oorzaken waren de →secularisatie van de staat en daarmee gepaard gaande het terugdringen van de godsdienst naar het terrein van het individuele en particuliere, in het algemeen de ideeën der →Verlichting, die →godsdienstvrijheid en →tolerantie met zich meebrachten.

LITT: G.Welter, Hist. des sectes chrétiennes (1950); H.Grundmann, Ketzergesch. des Mittelalters (1963); H.Lea, The inquisition of the middle ages (1963); G.Leff, Heresy in the later middle ages (2 dln. 1967); W.L.Wakefield en A.P.Evans, Heresies of the high middle ages (1969).

< >