m. (-bomen), 1. een door (elektrische) kaarsen verlichte, meestal ook opgesierde sparreboom, die met Kerstmis in huizen, scholen, bedrijven, tuinen enz. wordt opgesteld en waaraan ook wel geschenken worden opgehangen (e);
2. sparretje daarvoor bestemd.
(e) De kerstboom is uit Duitsland afkomstig, waar de oudste gegevens uit het begin van de 16e eeuw dateren. Het gebruik is ca. 1850 via zondagschool en (vrijzinnige) kerk in Nederland bekend geworden, maar tot na de Tweede Wereldoorlog in orthodox-protestantse en veelal ook in rooms-katholieke gezinnen als heidens en werelds geweerd.