o. (-ogen),
1. katteoog;
2. ben. voor een verkeersteken, te weten een stalen montuur waarin een geel rubber kussen met twee glazen reflectoren, zoals in het wegdek aangebracht om de grens tussen rijstroken te markeren; ook voor ‘toveroog’ in een radiotoestel;
3. variëteit van chrysoberyl, een halfedelgesteente dat een groenachtige, geelachtig grijze of geelachtig bruine kleur heeft en op het glinsterend oog van een kat gelijkt;
4. variëteit van kwarts met ingesloten asbestvezels; ook voor een knikker daarvan.