v. (-sen), lid van de rooms-katholieke kloosterorde van zusters, die de tweede orde van de Karmel vormt.
ⓔ De orde van de karmelietessen werd gesticht door Joannes Soreth, die van paus Nikolaas V in 1452 de goedkeuring ontving. Zij onderhielden een strenge clausuur en legden zich uitsluitend toe op gebed en beschouwing. Evenals bij de ➝karmelieten vond ook bij de karmelietessen in 1593 een scheiding tussen geschoeide en ongeschoeide orden plaats. In België zijn er 31 kloosters van ongeschoeide en 1 van geschoeide karmelietessen. In Nederland bestaan nog de karmelietessen van het Goddelijk Hart van Jezus, in 1891 gesticht, die naast de twee genoemde takken zich niet alleen toeleggen op het beschouwende gebed, maar ook charitatief apostolaat beoefenen (vijf huizen). De geschoeide karmelietessen hebben in Nederland vijf huizen (80 leden), de ongeschoeide karmelietessen hebben in Nederland dertien kloosters (400 leden), in België 32. .